3 Verzoeningsleer (objectief) 3 Verzoeningsleer (objectief)

Inleiding
De indeling in objectieve en subjectieve opvattingen over verzoening is afkomstig van de theoloog F.C. Baur (1792 - 1860), door A. Ritschl (1822 - 1889) overgenomen en sindsdien gebruikelijk. In beide gaat het om de vraag, wat het verband is tussen het lijden, sterven en de opstanding van Jezus enerzijds en anderzijds de vergeving van zonde en schuld bij mensen.

  • De aanhangers van de subjectieve verzoeningsleer wijzen op de indruk die Jezus’ lijden en sterven maakt op mensen waardoor zij veranderen.
  • Dan ligt het voor de hand dat de aanhangers van de objectieve verzoeningsleer wijzen op het effect dat Jezus’ lijden en sterven maakt op God. Maar dat is te slordig geformuleerd. Dat suggereert dat er iets bij God verandert: dat Hij bloed wil zien en door de dood van Jezus op andere gedachten wordt gebracht: niet langer vertoornd, maar liefdevol. Dat is helaas wel vaak de populaire voorstelling maar eigenlijk een karikatuur.  Waar het in de objectieve verzoening werkelijk om gaat is, dat God in Jezus’ lijden en sterven zijn barmhartigheid bewijst. Dat lijkt onmogelijk: hoe kan liefde van de een (God) samen gaan met de dood van een ander (Jezus)  Omdat ik bang ben, dat je nu al afhaakt, verklap ik maar, dat het wel kan: als nl. de een de ander is. Anders gezegd dat God in Jezus is. Ik hoop dat je verder leest.

Het verschil van de subjectieve en objectieve verzoeningsleer met de dramatische (Christus Victor) is ook duidelijk: daarin gaat het om het gevolg van Jezus’ lijden, sterven en verrijzenis mbt de schepping: de macht van de boze is gebroken. De twee alternatieve verzoeningsleren ontstaan uit onvrede met die dramatische verzoeningsleer. Men voelde steeds sterker het bezwaar dat God aan de duivel een losprijs zou hebben betaald, of dat hij deze door een list zou hebben overwonnen. De duivel heeft geen recht op de mensen, hij moet gewoon gestraft worden.

Objectief
Aan de objectieve verzoeningsleer is de naam van Anselmus (1033 – 1109) verbonden, aartsbisschop van Canterbury. In zijn boek ‘Cur Deus Homo’ - waarom werd God mens?1- komt deze objectieve opvatting naar voren. Dus als onderdeel van het antwoord op de vraag waarom God in Jezus mens met ons is geworden. Die vraag was in zijn tijd actueel: Joodse en Islamitische denkers waren kritisch over de christelijke leer van de twee naturen.
In het kader van de leer van de incarnatie komt Anselmus dus over de verzoening te spreken. Hij legt uit, dat God in Jezus mens is geworden om zijn schepping, die door de zonde van mensen in het ongerede is geraakt, te redden. Een samenvatting van zijn betoog:

  1. De mens is geschapen om in gehoorzaamheid aan God te leven. Daarin ligt zijn geluk. Dan zal hij zelfs onsterfelijk zijn. De mens bezwijkt echter voor de verleiding van de duivel door tegen God en voor de duivel te kiezen. De mens is dus met zijn wil ongehoorzaam en weigert God de eer (honor) te geven die Hem toekomt.
  2. God is nu in zijn eer aangetast. Om precies te zijn niet in zijn eergevoel, want God is onveranderlijk (volgens de middeleeuwse theologie), maar in ‘die zin dat de mens Gods eer niet erkent, Zijn bedoelingen frustreert en de door God gestelde rechtsorde schendt’2. God zou geen God zijn als Hij deze onwil en zonde, die de rechtsorde doet wankelen en zijn plan met de schepping laat mislukken, door de vingers zou zien. Zonde en onheil zouden dan vereeuwigd worden.
  3. God heeft twee manieren om dat te voorkomen:
    (a) - Het straffen van de schuldigen. Maar dan blijft er geen mens over: iedereen is zondaar
    (b) -  De schuld voldoen. Maar dat kan niemand: zelfs al zou iemand vanaf een bepaald moment zonder zonde gaan leven, dan doet hij alleen maar wat hij hoort te doen. Daar zit geen overwaarde in, die iets met terugwerkende kracht kan goed maken.
    Uit (a) en (b) blijkt dat de mens er hopeloos voor staat. Er is iemand nodig die
    (c) - mens is, want het gaat om een menselijke schuld, die door een mens moet worden voldaan.
    (d) - maar ook God is, omdat geen mens in staat is de schuld te voldoen.
  4. Om die reden wordt de eeuwige Zoon van God (d) mens met de mensen (c) in Jezus. Hij zal de schuld van mensen aan God voldoen (satisfactio). Anders dan vaak gedacht betreft de genoegdoening die Jezus aan God geeft niet alleen zijn lijden en sterven, maar omvat ook zijn menswording en alle dagen van zijn leven. Hij leeft vrijwillig in volkomen toewijding aan God en vrijwillig offert hij zich op. Het is deze gehoorzaamheid, die God van Adam en alle mensen verwacht. De waarde van Jezus' vrijwillige dood aan het kruis overtreft het gewicht van de zonde. De overwaarde of verdienste (meritum) komt die zondaars ten goede, die Jezus verzoenend sterven aanvaarden en Hem willen navolgen. Zo zorgt God zelf er voor dat het met zijn plan met mens en wereld toch goed komt.
  5. Deze satisfactio heet bij Anselmus ook poena, dat hier echter niet straf, maar pijn betekent. Het begrip van de genoegdoende en plaatsvervangende straf komt in Cur deus homo niet voor. (K. Strijd, p.157)  "Christus' dood is geen straf. Van het ondergaan van een 'straflijden' is in 'Cur deus homo' geen sprake. Christus draagt in zijn sterven ook niet de toorn Gods. Nergens zegt Anselmus, dat Christus de toorn Gods stilt. Zijn dood is ook geen daad van strike gehoorzaamheid - er is immers sprake van een niet geboden, vrijwillig, verdienstelijk werk. Wel is sprake van plaatsvervanging: in de plaats van de mens(heid) bracht de God-mens de satisfactie. Ook is er een zekere solidariteit; in eenheid met het menselijk geslacht werd de satisfactie gegeven."(K. Strijd, p. 176v). G.H. Borger-Koetsier schrijft: "Zijn dood is daarom geen plaatsvervangende straf die God Hem vanwege de zonde van de mensen heeft opgelegd, maar een verdienste (meritum) waarmee de Zoon aan de Vader genoegdoening gaf voor wat de mens Hem tekort heeft gedaan en doet."

Een eenvoudig voorbeeld bij de leer van Anselmus: Vader en moeder verwachten van hun kinderen dat ze de afwas doen. Maar die hebben er geen zin in. Ze vinden andere dingen leuker en belangrijker. De ouders kunnen dit niet laten passeren en bezinnen zich op maatregelen. Voordat ze die opleggen komt de oudste, die al niet meer thuis woont, op bezoek. Hij ziet de troep in de keuken, begrijpt wat er aan de hand is en wat er op het spel staat en doet de afwas. Als de ouders de opgeruimde keuken zien hebben ze geen reden meer om hun kinderen te straffen. Ze hopen dat ze blij zijn met hun grote broer en dit goede voorbeeld zullen overnemen.

Het antwoord van Anselmus gaat uit van het christologische dogma dat Jezus en God en mens is. Of in gewone taal, Jezus is de ware mens: helemaal leeg van ikzucht, helemaal vol van liefde voor God en de mensen. Een uniek en volmaakt mens en om die reden ook bij uitstek degene om als hét voorbeeld te dienen. Aan wie in hem niets van God ziet, maar enkel
een goed mens is deze visie op verzoening niet besteed.

Klassiek
Deze verzoeningsleer wordt ook wel klassiek genoemd, omdat het geleidelijk aan de standaard werd om over Gods genade na te denken, te spreken en te zingen. Het Christus Victor-model raakte in de Westerse kerk na Anselmus steeds meer op de achtergrond. In de kerken van de Reformatie is Anselmus' visie - met enkele ingrijpende verschuivingen - in de belijdenisgeschriften opgenomen. Waar Anselmus nog onderscheid maakte tussen straf en satisfactie, vallen die twee in de belijdenisgeschriften samen.

  • Zo ligt in de Catechismus (zondagen 5 – 7) veel meer de nadruk erop dat Christus de toorn van God tegen de mensheid draagt en voor de zonde betaalt.  Veel minder op de overwaarde van zijn rechtvaardige leven en sterven.
  • De Nederlandse Geloofsbelijdenis heeft het over '... te voldoen en te dragen de straf der zonden door Zijn zeer bitter lijden en sterven...' (Art 20) en '...om Zijn toorn te stillen met volle genoegdoening...'(Art 21) 
    Deze wijzigingen tov Anselmus worden vooral ingegeven door een bepaalde interpretatie van bijbelse teksten. Ze hebben de karikatuur versterkt dat God genoegen zou beleven aan de dood van Christus en door zijn bloed op andere gedachten wordt gebracht; van toornig naar genadig. Deze 'bloedtheologie' heeft het velen moeilijk gemaakt om God als een liefdevolle Vader te vertrouwen. (zie preek Joh 3: 16)

De verschillen met de RK kerk zijn op het punt van de verzoening (misoffer van de eucharistie) niet groot.
Later kwam er steeds meer kritiek (Smits, Wiersinga, den Heyer) op de objectieve verzoeningsleer van Anselmus, en meer nog op de uitwerking daarvan in de Calvinistische kerken. Dan wijzen anderen op de subjectieve verzoeningsleer van Abaelardus of op de dramatische verzoeningsleer (recent Sonneveld).

Bezwaren?
Tegen deze visie op de verzoening zijn wel de volgende bezwaren naar voren gebracht

  1. De leer is vooral een abstracte denk-oefening met weinig bijbelse onderbouwing. Dat is inderdaad zo. De verklaring is, dat Anselmus met argumenten wilde komen, die voor zijn Joodse en Islamitische gesprekspartners geldig zouden zijn. Dan valt de bijbel af als gemeenschappelijk vertrekpunt.
  2. Ondanks zijn abstracte vorm is de deze verzoeningsleer inhoudelijk wel volop bijbels. De offercultus van het Oude Testament geeft al aan dat zonde en schuld ernstige dingen zijn. Zomaar vergeven zonder offers of boete komt in OT niet voor. In het NT is het de Hebreeën brief die van de offerterminologie gebruik maakt om over verzoening te spreken. Jezus zelf heeft meermalen gezegd dat hij moet lijden en sterven. Dat moeten (Grieks edei) wijst op een moeten van hogerhand. Het lijden overkomt hem niet omdat de dingen een beetje uit de hand lopen. Gerechtigheid is bij Paulus het voornaamste begrip om over verzoening te kunnen spreken. Het motief van de eer van God lijkt op de middeleeuwse honor opvattingen, maar het is zeker ook een bijbels element: bv de majesteit, glorie en heerlijkheid van God.
  3. Vergeving en verzoening zouden een hartelijk gebaar moeten zijn, waarvoor lijden, dood, offer niet nodig is.
    Maar: wie wel eens wat aan een ander vergeven heeft, weet dat vergeven ook zeer doet. Je leeft je boosheid niet uit in wraak op de ander, maar slikt het in. Je houdt het voor jezelf. Wie vergeeft neemt van de ander iets voor lief, wat zo lief niet van hem of haar was. Dat heb je ervoor over om toch met die ander verder te kunnen. Het lijden en sterven van Jezus laat Gods pijn zien.
    Daarbij komt, dat je bij vergeven vaak afziet van compensatie omdat schadevergoeding niet altijd mogelijk is. Nog meer pijn. Bovendien kan compensatie de vervelende ervaring niet ongedaan maken. De pijnlijke herinnering blijft.
  4. Men vindt het te scholastiek, rationeel, verstandelijk terwijl het herstel van relatie niet iets is waartoe de ander logischerwijs verplicht is.
    Maar: hoe waar dat ook is, als er sprake is van vergeving en verzoening dan valt er achteraf toch op te reflecteren? Dat neemt het onverwachte en verrassende toch niet weg? Het maakt de verwondering des te groter.
  5. Zo lijkt God de gevangene van een bepaald schema of systeem. In het bijzonder wekt het de suggestie dat God als een middeleeuwse, feodale vorst op zijn eer is gesteld. Dat Hij vreselijk boos wordt als hij daarin is aangetast en eerst bloed wil zien voordat hij zijn toorn laat varen.
    Inderdaad wisten latere uitleggers niet altijd deze karikaturen te voorkomen. Maar bij Anselmus is het duidelijk. Niet God is de zondaar die moet veranderen, maar de mensen: die zijn de weg kwijt en moeten veranderen. Door liefde en barmhartigheid gedreven zoekt en vindt God een manier om de mensheid te redden van de ondergang. Een manier die zijn gerechtigheid niet aantast. Het kwaad door de vingers zien, kan niet. Het kwaad straffen zou het einde van de mensheid betekenen. Maar door Christus komt dan de satisfactio of genoegdoening. Er is bij Anselmus geen sprake van dat Christus de toorn van God draagt en gestraft wordt. Nu kunnen de mensen veranderen door zich in het geloof aan Christus te geven en hem te volgen.
  6. Kan gerechtigheid worden voldaan door straf over te dragen op een onschuldig iemand? (zelfs als de plaatsbekleder zich daarvoor vrijwillig aanbiedt?) Maar: bij Anselmus gaat het niet om het overdragen van straf, maar het voldoen van gerechtigheid.
  7. Het 'moeten' in de lijdensaankondigingen van Jezus is door Gods heilsraad is ingegeven. Dat is een ander moeten dan het moeten van de incarnatie bij Anselmus. Dat moeten komt voort uit een logische redenering uitgaande van een bepaalde Godsvoorstelling.
  8. Het geheel komt objectief, zakelijk over. Er is iets gebeurd (lijden sterven en opstanding), dat moet je geloven en dan is het goed. De kans bestaat dat geloven verwordt tot ‘iets voor kennisgeving aannemen’ zonder dat het tot een werkelijke verandering bij mensen leidt. Ze staan niet open voor de invloed van de heilige Geest die hun leven vernieuwen kan. Alles blijft bij het oude. Bonhoeffer noemde dat ‘goedkope genade’. Ik noem het comfort-geloof.
    Toch zit er ook iets waardevols in dat objectieve, zakelijke. Namelijk dat Gods genade vast staat. Die hangt niet af van de intensiteit van mijn geloof. Al is mijn geloof nog zo klein en wiebelig: dit mag ik dankzij Jezus vast en zeker weten: God is goed.

Waardevolle elementen
Onder het vorige kopje staan al enkele waardevolle punten (2, 3 en 8) genoemd. Ik voeg daar nog aan toe:

  1. De verzoening is op deze manier niet een los, op zichzelf staand thema. Het hangt samen met Gods plan met de schepping. Het moet in dat grote verband van schepping en herschepping begrepen worden3.
  2. De verzoening en redding van mens en wereld gaan terug op Gods initiatief. Daarmee zijn deze dingen onaantastbaar vastgesteld: het komt goed.
  3. Gods reddende werk komt voort uit zijn liefde voor mensen en zijn trouw aan de wereld. Hij wil een barmhartige God zijn. Daar heeft hij zich op vastgelegd. Vrijwillig, niet omdat een of ander systeem hem dat afdwong.
  4. Geloven in bijbelse zin is ‘met lege handen staan’. Dat vinden we in deze benadering van de verzoening heel duidelijk terug: een ander heeft het voor mij in orde gemaakt. Daar kan ik het helemaal op aan laten komen.

Eenzijdigheid
De twee andere verzoeningsleren kunnen niet gemist worden. Daarin vinden we belangrijke elementen die aanvullend zijn op wat in de objectieve verzoeningsleer minder sterk naar voren komt: de redding van de wereld uit de dood (dramatische verzoeningsleer) resp de vernieuwing van de mens (subjectieve verzoeningsleer).
Een overkoepelende theorie waar deze modellen van verzoening onder vallen is niet te vinden. Ik vind het nog het meest bevredigend om het bijbelse spreken over verzoening in al zijn veelkleurigheid te laten staan. De uiteenlopende metaforen appeleren aan onze menselijke ervaring van ruzie, overtreding, falen, schuld, straf, genoegdoening, vergeving, verzoening en vrede. Dat hoeft niet op los zand uit te lopen, als we de grote lijn maar blijven bedenken: wie God is en zijn gang door de geschiedenis.


-----
1 Hij werkte er aan van 1094 – 1098
2 G. van de Brink, Eerherstel voor Anselmus p. 27.
3 Elementen van deze verzoeningsleer heb ik opgenomen in 'mijn geloofsbelijdenis'

terug