Vader, Zoon en heilige Geest (1)
Vader, Zoon en heilige Geest (1)
Inleiding Op de eerste vraag gaf de kerk als antwoord dat de Zoon van God van hetzelfde wezen is als de Vader (Concilie van Nicea, 325). Later (Concilie van Chalcedon, 451) volgden nadere bepalingen: de Zoon heeft twee naturen: een goddelijke en een menselijke verenigd in één persoon. Deze twee naturen zijn ongemengd en onveranderd. Dus er is niet één natuur die overheersend is. Deze twee naturen zijn ongedeeld en ongescheiden. Dus beide naturen zijn in de Zoon aanwezig. Zo wilde men vasthouden dat God zelf in Christus de menselijke natuur had aangenomen (en gered). Op de tweede vraag formuleerde de kerk de Drie-eenheidsleer of Triniteitsleer. Die houdt in dat er één God is, waarbinnen drie personen zijn: God de Vader, God de Zoon en God de heilige Geest. Deze drie zijn niet te scheiden, alsof het om drie goden gaat, maar wel te onderscheiden. (Concilie van Constantinopel, 381). Na deze besluiten keerde de rust in de kerk tav deze vragen min of meer terug. Lange tijd kon men (de theologen) met het christologische en trinitarische dogma goed uit de voeten. En vast was men ook moe van alle discussies en strijd over deze kwesties en haarkloverijen. In hoeverre de gemiddelde christen en kerkganger iets konden met al deze nuanceringen blijft de vraag. Kritiek Het verschil met de bijbelse berichten over Jezus en God valt op: onbekommerd is daar sprake van Jezus’ menselijkheid (moe, honger, verdriet, pijn, lijden) en zijn goddelijkheid (wonderen, wetsuitleg, intieme band met God, opstanding). Kennelijk vonden de bijbelse auteurs dat heel vanzelfsprekend zonder zich het hoofd te breken over een precieze formulering. Opperwezen Maar het lijkt wel of in de loop van de tijd die bijstellingen naar de achtergrond verdwenen ten gunste van het transcendente idee van God. En dat bleke, transcendente idee kreeg steeds vaker de trekken van een Opperwezen toebedeeld, naar het model van een Alleenheerser. Ongenaakbaar in zijn eigen werkelijkheid buiten de onze. Oppermachtig bestuurt Hij alle dingen. Af en toe grijpt Hij op bovennatuurlijke wijze in in de loop van de gebeurtenissen. In de geschiedenis van het geloof ging het wel vaker die kant op:
We kunnen het de klassieke theologie niet kwalijk nemen, dat ze deze ontwikkeling richting 'Opperwezen' niet wist te voorkomen cq tegenspreekt. Het was in die eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis gewoon niet aan de orde. Men wist van Gods liefdevolle nabijheid in Vader, Zoon en Geest. Maar vandaag de dag is het wel actueel. De massieve voorstelling van het Opperwezen maakt het velen onmogelijk om in de God van de bijbel en de kerk te geloven. Ze ervaren het niet als behulpzaam voor hun geestelijk leven. Ze zoeken het elders, of geven het zoeken op. Als we hier verandering in willen aanbrengen, wat ligt er dan meer voor de hand dan de klassieke dogma’s te herinterpreteren? Als we weer helder zijn over Vader, Zoon en Geest, krijgt God vanzelf minder trekken van ‘het Opperwezen’. Hij wordt dan weer het geheim van de werkelijkheid, de stem in het gebeuren, het appèl van het geweten. Een Geest die ons omvat. Interpretatie Op grond van de bijbelse verhalen blijkt, dat we met één woord over 'Iets' dat wij 'God' (> 1) noemen niet meer uitkomen. De kerk maakt een drievoudig onderscheid in God: Vader, Zoon en Geest. Ik vat dat zo op:
Daarmee zeggen we ook drie keer iets over onszelf
Deze uitleg laat zich goed combineren met het idee van God als Geest van de werkelijkheid. 'God is Geest' weet ook de bijbel (Joh 4: 24). Mocht deze uitleg-interpretatie van de Drie-eenheidsleer toch niet behulpzaam zijn, laat die dan maar voor wat die is. Gebruik in je gebed, lied en spreken over God namen en titels die je wel wat zeggen. Anders is het maar leeg gepraat, ijdel gebruik van Gods Naam. De pagina's in dit menu geven vast wel een paar geschikte uitdrukkingen. | ||
terug | ||