Vader, Zoon en heilige Geest (2) Vader, Zoon en heilige Geest (2)

Inleiding
Het is prima om God met titels als Koning, Schepper enz aan te spreken en te bezingen en diezelfde titels te gebruiken als je het met anderen over Hem hebt. Eerder hebben we gezien, dat je daarmee ook iets over jezelf zegt (onderdaan, schepsel) en over de relatie (een objectieve of een zakelijke) die er dan tussen jou en God bestaat. Maar er zijn ook titels met een rijkere inhoud: Vader, Zoon en heilige Geest. Rijker omdat ze je in een echte relatie van liefde betrekken. Want zeg je Vader tot God, zeg je ook ‘zijn kind’ van jezelf. Noem je Jezus ‘Zoon van God’, zeg je ‘zijn vriend’ van jezelf (Joh 15: 13). Zeg je Geest tot God, zeg je ‘zijn lichaam’ van jezelf (1 Kor 3: 16).

Drie in één
Dat wordt wel eens uitgelegd aan het voorbeeld van water dat op drie manieren kan voorkomen: ijs, water,  stoom. Maar zo’n vergelijking schiet tekort. Water is nooit op hetzelfde moment en vast en vloeistof en gasvormig terwijl we van God geloven dat Hij voortdurend en Vader en Zoon en heilige Geest is. Bovendien is water dode materie maar God is een levende Geest (Joh 4: 24). Niet dat we weten wat dat is, maar wel dat daar bewustzijn, denken, willen, plannen, wensen, verlangen bij hoort.

Een betere vergelijking is het alarmnummer 112: Het is een algemeen nummer dat je kunt bellen als je politie, brandweer of ziekenhuis nodig te hebben. Ook een drie-eenheid dus.

Maar we kunnen ook naar onszelf kijken. Dat heeft als voordeel boven 'water' en '112' dat we vanzelf bij Vader en Zoon en Geest uitkomen:
Als mens kun je een gedachte (plan, een voornemen, wens, droom enz) hebben.
Zolang je die gedachte nog niet hebt, ben je nog geen denker, alleen maar mens-zonder-meer. Onbepaald.
Maar op het moment dat je gaat denken, ben je als mens een denker met een gedachte (een tweeheid).

Verder is het zo, dat de denker degene is die de gedachte produceert, oftewel hij is de vader van de gedachte.
En de gedachte is het produkt van de denker, oftewel het geesteskind (zoon / dochter) van de denker.

Deze redenering kun je ook op God toepassen.
Zolang God geen gedachte of voornemen heeft is Hij God-zonder-meer. Onbepaald.* 
Maar op het moment dat Hij zich iets denkt is God een denker met een gedachte. Dan is er een zekere twee-heid binnen de eenheid die God is.

En verder is het nu ook zo, dat God (de denker) de Vader is van de gedachte.
En de gedachte is dus Zijn (geestes)kind, de Zoon van God.

Dit klinkt misschien nieuw, maar in de bijbel is het niet zo vreemd. Lees maar eens Spreuken 8: 22 - 31  De HEER heeft mij (wijsheid) vóór al het andere geschapen, toen Hij zijn scheppingswerk begon, was ik zijn eersteling.
In het OT en de Joodse traditie zijn vergelijkbare hoge gedachten te vinden over de Tempel, de Torah, de Kabood (heerlijkheid van God), de Naam. Tegen die achtergrond worden de hoge woorden over het woord (Gr. logos)  in Joh 1 ook begrijpelijk.


Om welke gedachte van God gaat het?
Ik omschrijf die samenvattend als het plan (Ef 3: 11, 1 Kor 2: 6-10  BGT)  dat God heeft om een schepping te maken met alles erop en eraan tot en met planten en dieren en ook mensen. Mensen niet als robots gemaakt, die automatisch het programma afdraaien waarvoor ze gemaakt zijn en niets anders kunnen, maar met een zekere vrijheid om hun levens in te vullen en vorm te geven. Waarbij de hoop is dat mensen God liefhebben en dienen. Met het grote risico dat ze anders doen. Wat helaas ook gebeurt: Adam (de mensheid) laat veel liefdeloosheid en ongehoorzaamheid zien. Tot het plan hoort ook het voornemen van God dat zijn plan zal slagen. Als het moet zal God zelf mens en wereld terecht brengen.

Een Identiteitsbepalend plan
De handleiding van je boormachine is door iemand geschreven, maar je leert hem uit de handleiding niet kennen. Dat is anders met een dagboek, bv van Anne Frank. Haar leer je als jong meisje kennen uit wat ze schrijft. Zo geldt nog veel meer van het plan van God, dat het alles van Hem zegt. Het is identiteitsbepalend. Zijn hart is er vol van en van niets anders.

Vader en Zoon
In de kerk geloven we dat God dat mooie plan (= de Zoon van God), en dat Hij (vgl de Wijsheid) altijd al bij zich had (van vòòr de schepping van tijd en ruimte, bv Kol 1), ten uitvoer brengt in Jezus (1 Pe 1: 20). Jezus is volledig voor God beschikbaar: hij wil niets liever dan de wil van zijn Vader in de hemelen doen. In hem woont de Zoon van God, hij valt helemaal samen met de Zoon van God. Hij heeft geen eigen plannen of andere belangen. Zelfs zijn leven beschouwt hij niet als zijn eigendom.

Geest
De hechte verbondenheid (Vader-Zoon) tussen Jezus en God was er gedurende heel zijn leven. Soms zagen mensen er iets van en Petrus heeft het geraden toen hij Jezus ‘…de Zoon van de levende God’ noemde (Mat 16: 16). Op de Paasmorgen bleek dat allemaal geen vergissing te zijn. Door Jezus uit de dood op te wekken, heeft God ja en amen gezegd op Jezus en alles wat hij heeft gezegd en gedaan inclusief hoe hij zichzelf zag in relatie tot God, zijn Vader in de hemelen.

Het is de heilige Geest die de discipelen deze dingen duidelijk maakt. Bij Johannes al op de dag van de opstanding (Joh 20: 22). Bij Lucas komt de Geest zeven weken na Pasen, op het Joodse ‘Wekenfeest’ dat bij ons Pinksteren heet (Pinksteren betekent vijftig, vijftigste dag). Paulus en de andere schrijvers van het Nieuwe Testament noemen de Geest geregeld, maar laten in het midden wanneer die precies gekomen is.
Natuurlijk was er vòòr Pasen ook wel sprake van de Geest van God:

  • De Geest (ruach) is betrokken bij de Schepping, ihb bij de instandhouding ervan: Ps 104: 29v; Gen 6: 3; Job 33: 4.
    De scheppping in den beginne (Gen 1) noemt wel de ruach, maar betekent hier waarschijnlijk: een geweldige stormwind.
    Hoe dan ook, de bijbelse voorstelling is, dat mens en dier hun levensadem van God krijgen en Hij kan die ook weer terugnemen. Als mens ben je van begin tot eind afhankelijk van Gods Geest. Dat stemt je bescheiden (om het zacht te zeggen).

  • Sommige mensen waren van tijd tot tijd speciaal onder invloed van de Geest van Jahweh. Die zette Simson in vuur en vlam (Ri 13-16), bezielde koningen als Saul en David, en sprak door de profeten tot het volk. Als je een heilige verontwaardiging voelt bij het zien van armoede, honger, geweld en onderdrukking is dat het werk van de Geest van de HERE.

Maar vanaf Pinksteren is het de Geest van ‘God-en-Jezus’, de Geest van ‘Vader-en-Zoon’ die zijn invloed laat gelden. Die brengt wat nieuws vergeleken met de Geest van de Schepper of de Geest van Jahweh/de HERE.

  • De Geest herschept ons: doet ons herboren opstaan tot een nieuw leven in geloof, hoop en liefde. Dat nieuwe leven is iets dat in ons leeft. Niet ons werk, maar werk van de scheppende Geest. Geloven is de de Geest daarvoor de ruimte geven.
  • De Geest verbindt ons in liefde en vertrouwen met onze Vader in de hemelen. Door de Geest leren we gebeurtenissen als tekenen van Gods liefde en zorg te verstaan.
  • De Geest maakt dat wij Jezus willen volgen: net zo innig verbonden met God te zijn, en net zo toegewijd aan de mensen
  • De Geest geeft ons vertrouwen in zijn vergeving als we daarin tekort schieten of fouten maken
  • De Geest geeft ons moed en kracht als het ons zwaar valt Jezus te volgen.

* Hetzelfde geldt van God als Schepper. God werd pas Schepper op het moment dat Hij begon met zijn scheppingswerk. Pas als er een schepping is, kun je van een Schepper spreken. Daarvoor is God onbepaald.
 
terug