Luc 15: 1-10 Luc 15: 1-10


afb 26    Kerkraam, de goede herder
met dank aan falco via Picryl

Context
Lucas 15 staat niet in een duidelijk verband met Luc 14 of Luc 16. Het zijn hoofdstukken waarin we allerlei uitspraken en gelijkenissen van Jezus aantreffen.

15: 1-10
Deze twee gelijkenissen hebben iets gemeenschappelijks nl. het motief van de blijdschap.
15: 4 - 7 de blijdschap om het terugvinden van een verloren schaap.
15: 8 - 10 de vreugde om het terugvinden van een verloren muntje.
Dat verbindt deze twee met de volgende gelijkenis:
15: 11 - 32 de blijdschap om de terugkeer van de verloren zoon.

Opbouw
De gelijkenissen vertonen dezelfde opbouw:

  • verlies van 1 schaap - verlies van 1 drachme
  • zoeken, net zolang tot schaap, drachme terecht is
  • uitnodiging aan vrienden/vriendinnen en buren om mee blij te zijn
  • afsluitende conclusie van Jezus: Ik zeg u... (7 en 10)


15: 1-2
De drie gelijkenissen willen begrepen worden vanuit het gemor van de Farizeeën en Schriftgeleerden (15: 2). Zij storen zich eraan dat tollenaars en zondaars bij Jezus welkom zijn en hij met hen de maaltijd gebruikt (15:1). Met iemand de maaltijd gebruiken geldt als een gebaar van acceptatie en vriendschap. De Farizeeën en Schriftgeleerden vinden dat Jezus te ver gaat door zo vriend- schappelijk om te gaan met mensen die in hun ogen niet deugen.

15: 3
Jezus legt zijn gedrag uit aan de hand van drie gelijkenissen. Hier bespreken we de eerste twee. Voor de derde: klik hier.
Het aardige is dat Lucas een gelijkenis met een man heeft, en een gelijkenis met een vrouw. Die gelijke aandacht voor mannen en vrouwen zien we vaker bij Lucas. (bv Luc 2: 22-39; Luc 7: 1-10 en 7: 11-17; Hnd 5: 1-11; Hnd 9: 32-43). De herder is behoorlijk welvarend: hij heeft 100 schapen. Of de vrouw arm of rijk is valt niet uit het vertelde op te maken. Ze heeft misschien meer dan de 10 drachmen waar de gelijkenis van vertelt. Deze gelijkenissen draaien niet om de thematiek armoede - rijkdom; maar om compleet (10 of 100) of niet-compleet (9 of 99)
De eerste gelijkenis heeft een parallel in Math 18: 12-14 (Q), daar in de context van de aandacht en zorg die kinderen (de kleinen in Mat 18: 2 en 10) verdienen.


15: 4-7 (vgl Mat 18: 12-14)
Iemand, een herder, merkt dat één van zijn honderd schapen ontbreekt. Die ontdekking zal hij tegen de avond doen, als hij zijn schapen één voor één in de schaapskooi brengt. Het getal 10 staat voor compleetheid, en 100 (10 x 10) evenzo: volmaakte compleetheid. Vergelijk een puzzel van 100 stukjes, waarvan er 1 ontbreekt: daar ben je niet blij mee: de ontbrekende lege plek zie je de hele tijd, die trekt de aandacht.
Een reden voor het ontbreken geeft Lucas niet: is het afgedwaald? Is het ergens in de struiken vast komen te zitten? Of heeft het een poot gebroken? De reden waarom iemand een zondaar is geworden, is kennelijk niet heel belangrijk. Veel belangrijker is, dat hij gered wordt.


Het apokriefe Thomas evangelie dat ook deze gelijkenis heeft, zegt dat de herder op zoek gaat omdat het om het dikste, waardevolste schaap gaat. Dat is precies hoe Jezus de gelijkenis niet bedoeld heeft! Hij wil uitleggen waarom hij naar 'waardeloze mensen' (in de ogen van de  Farizeeën en Schriftgeleerden) omziet. De herder zou voor elk van zijn schapen op zoek gaan als het verloren (Luc) of afgedwaald (Mat) is. Het gaat hem niet om de hoge waarde van het dier, zoals in de tweede gelijkenis die ene drachme ook niet een groot bedrag vertegenwoordigt. Wat de herder bezielt is dat het dier van hem is en gered moet worden. Zo gaat het Jezus erom dat geen van de kleinen verloren gaat (Mat 18:14), dat de zondaars (Luc) 15: 7) terecht komen. 


Dat zoeken geeft de herder niet op. Hij gaat er mee door net zo lang tot hij het gevonden heeft. We mogen aannemen dat in het echt, een andere herder zolang de schapen in de kooi bewaakte.
Wat Lucas vervolgens vertelt, ontbreekt bij Mat: dat de herder het schaap op zijn schouders legt (en terug draagt naar de kudde). Dat is werkelijkheidsgetrouw: een verdwaald schaap is vaak zo uitgeput dat het niet meer kan staan en lopen.

De vreugde bij de herder om het terugvinden is groot. Zijn kudde is weer compleet! Zodra hij thuis is, zal hij een feest geven voor vrienden en buren.

Zo zegt Lucas, zal er in de hemel vreugde zijn. De toekomstige tijd (zal zijn) is eschatologisch bedoeld en slaat op het laatste oordeel. In de hemel is een omschrijving voor God. Dus: bij het eindgericht zal God zich verheugen over elke zondaar die zich bekeert, meer dan over 99 rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben. Mat zegt hetzelfde iets anders: de herder is om dit ene schaap meer verheugd dan over de 99 die niet verdwaald waren. Het is nu eenmaal niet de wil van jullie Vader in de hemelen, dat één van deze kleinen (kinderen) verloren gaat.


15: 8-10 (alleen bij Luc)
Een vrouw verliest één van haar tien drachmen (muntstukjes
van 4 graam zilver). Die muntjes zaten niet in haar huishoudportemonnee, maar aan een kettinkje dat ze om haar hals draagt. Het is haar bruidsschat, haar kostbaarste bezit waar ze in geval van grote armoede op kan terugvullen. Ze draag het dag en nacht.

Tien is het getal van perfectie, compleetheid. Nu er één mist, is de ketting niet 10% minder waard; die heeft alle glans verloren.

Ze heeft geen rust tot haar ketting weer compleet is en zet alles op alles om het muntje terug te vinden. De lamp moet aan omdat de meeste huizen destijds behoorlijk donker waren vanwege het ontbreken van ramen. Bij het vegen komt het muntje tevoorschijn. Nu die ene weer boven water is, is haar kettinkje weer compleet. Het kan niet beter. Haar vreugde kan ze onmogelijk voor zichzelf houden, ze moet die delen met de buurvrouwen en vriendinnen. Ook zij geeft een feest.

Opnieuw zegt Jezus dat er bij de engelen van God, dwz bij God zelf vreugde is over één zondaar die tot inkeer komt. Nu niet in de toekomende tijd bij het eindgericht, maar per direct.

In Jezus zoekt God als de goede herder naar zijn verloren / verdwaald schaap, als de vrouw naar haar verloren muntstukje.

terug