Het geboorteuur van de kerk Het geboorteuur van de kerk
Handelingen 2
Dit hoofdstuk bestaat uit verschillende onderdelen:


1     Hnd 2: 1 - 13    De uitstorting van de heilige Geest
Na de hemelvaart van Jezus en met de aanvulling van Matthias die de plaats van Judas inneemt, is het eerst enige tijd wachten. De jonge kerk gaat er nog niet op uit, maar wacht op de komst van de heilige Geest die Jezus bij zijn afscheid had beloofd (Hnd 1: 8). Wanneer die zou komen, had de Opgestane er niet bij gezegd. Maar de Geest komt wel: op de vijftigste dag gerekend vanaf Pesach. Dan viert het Joodse volk het Wekenfeest. Dat is een oogstfeest (tarwe) waarbij het ook terugdenkt aan de gave van de Torah (wet). God geeft die aan Mozes op de Sinaï (Ex 20). Inhoudelijk is er een niet al te duidelijk verband vast te stellen tussen de gave van de Geest en de gave de Torah, tussen Pinksterfeest en Wekenfeest en dat betreft het getal 3000. Op de eerste Pinksterdag komen er 3.000 mensen bij. Bij de wetgeving werden 3.000 mensen gedood vanwege de afgoderij van het gouden kalf (Ex 32).


Hnd 2: 1
Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. (NBV21)
Allen, dat kunnen de 120 volgelingen zijn die
Hnd 1: 15 noemt. Daartegen pleit dat zij niet getuigen worden genoemd, zoals de 12 apostelen. Bovendien meldt vers 2 dat ze in een huis bij elkaar zijn. Zouden de volgelingen van Jezus, vnl uit Galilea, over een huis in Jeruzalem beschikken dat groot genoeg is voor 120 mensen?
Waarschijnlijker is het dat met allen de 12 apostelen zijn bedoeld: de 'officiële' getuigen (Gr. martures) zie
Hnd 2: 14 en 2: 32), Ze zijn bij elkaar, eensgezind in een huis (vers 2).
Uit het vervolg blijkt dat er (buiten?) duizenden mensen zijn, overal vandaan. Dat zou kunnen wijzen op de tempel, maar als Lucas dat bedoelde, zou hij zeker de tempel vermeld hebben, zoals in
Hnd 2: 46.

Hnd 2: 2
Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde.(NBV21)
Zonder enige waarschuwing vooraf, gebeurt het: afkomstig uit de hemel (dwz God of Christus doet het) een geluid (Gr echoos) dat lijkt op dat van een gedragen, machtige wind. Het is dus geen stormwind of windvlaag,  maar geluid dat er aan doet denken.
Het lijkt op Gen 1: 2,  de Geest van God zweeft boven de wateren’ of ‘een enorme storm waait over de wateren’. Op de Pinksterdag vindt een nieuwe schepping plaats. Niet uit de oervloed, maar uit de apostelen maakt God een nieuw begin. Hij maakt hen tot kerk.


Hnd 2: 3
Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten (NBV21)
Parallel aan het vorige vers opnieuw iets dat ‘lijkt op’, nl tongen (Gr. Gloossai, dat ook talen kan betekenen) als van vuur.


Hnd 2: 4
en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven. (NBV21)
Lucas beklemtoont dat alle 12 apostelen dit meemaken. Beter nog: hen overkomt, want ze zijn volkomen passief, de ontvangende partij. Ze worden vervuld (vol van) van de heilige Geest (Gr pneuma). Gods Geest brengt hen in vervoering.
Straks zal Petrus uitleggen dat dat in verband staat met een profetie van Joël. Maar eerst lezen we waar de vervulling van de heilige Geest aan te merken is. Nl. aan het spreken in vreemde talen (NB ook ‘gloossai’ ). Waarom de NBV21 van het spreken een spreken ‘op luide toon’ maakt, is niet duidelijk. In het Grieks staat er enkel lalein = spreken, zeggen (uiteraard hardop), niets wijst op een door elkaar heen schreeuwen.


Hnd 2: 5 - 12
In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. 6 Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring doordat iedereen hen in zijn eigen taal hoorde spreken. 7 Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? 8 Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? 9 Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, 10 Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, inwoners van Rome die zich hier gevestigd hebben, 11 en ook mensen uit Kreta en Arabië, zowel Joden als proselieten – wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.’ 12Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: ‘Wat heeft dit toch te betekenen?’ (NBV21)
Jeruzalem was ook voor de Joden in het buitenland (de diaspora of verstrooiiing) een belangrijke heilige plaats, evenals voor de proselieten (vers 11). Velen bezochten als pelgrims de stad rond Pesach of een ander feest. In Hnd 6 horen we van Grieks sprekende Joden die zich in Jeruzalem hadden gevestigd. Zij waren uit de diaspora terug gekeerd naar de heilige stad.
Het zijn deze diaspora Joden, uit ieder volk op aarde (vers 5), dus overal vandaan, die massaal op het geluid afkomen en de apostelen horen spreken en kunnen verstaan.
Die spreken geen Aramees, (de opvolger van het Hebreeuws) maar de taal van de Joden uit het buitenland. De verbazing is groot: het begint met verwarring (vers 6) en via verbazing (vers 7) gaat het naar een climax: ‘verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht (vers 12).

De verbazing betreft het feit dat de sprekers Galileeërs zijn. Van hen verwacht je niet dat ze zo goed een vreemde taal spreken. Maar dat is wat er gebeurt: de pelgrims horen hen in hun eigen taal (vers 11). Dat geeft aan:
  • dat het evangelie bedoeld is voor alle volken op aarde.
  • dat het gebracht moet worden in de moedertaal van de hoorders. Daarmee bereik je mensen in hun hart en ziel, veel meer dan een tweede taal.
De boodschap die de apostelen brengen betreft ‘Gods grote daden’. Daarmee zal Lucas doelen op Jezus die door God uit de dood was opgewekt en bij zich genomen in de hemel. Dat horen we straks ook in de rede van Petrus.

De 17 genoemde volkeren, landen en provincies representeren de gehele bewoonde aarde. De volgorde is kris kras door elkaar. Merkwaardig is dat:
  • Allerlei landen waaronder Syrië worden niet genoemd,
  • Halverwege wordt Judea genoemd (vs 9) en even later 'Joden'. Zouden die zich erover verwonderen dat ze Galileeërs (land- en volksgenoten) konden verstaan? Mogelijk betreft het een overschrijffoutje van latere copiïsten en stond er oorspronkelijk Idumea (Edom). Dat is wel echt buitenland. Maar: er zijn geen handschriften die Idumea hebben.
    Een andere verklaring stelt dat er geen sprake is van een overschrijffoutje. De lijst zou zijn oorsprong in Syrië hebben. Dat verklaart waarom Syrië ontbreekt (is in dat geval geen buitenland) en waarom Judea genoemd wordt (wel buitenland)
  • Verder komt het onlogisch over om in vs 11 eerst in het algemeen Joden en proselieten te noemen, en vervolgens weer twee specifieke landen: Kreta en Arabië. De vertalers van de NBV21 beseften dat ook en waren zo vrij, om dat om te draaien.
Voor de uitleg is dit allemaal niet van belang. Waar het om gaat is dat dit de nieuw-testamentische tegenhanger is van de volkerenlijst uit Gen 10. Na de torenbouw van Babel werd de taal van mensen in de war gebracht zodat ze elkaar niet meer verstaan. Zo is het gezamenlijk God tegenwerken begrensd. Maar op de Pinksterdag breekt een nieuwe tijd (periode, bedeling) aan waarop mensen wereldwijd elkaar weer verstaan en kunnen samenwerken in het goede: de verspreiding van het evangelie, het stichten van christelijke gemeentes wereldwijd en een alternatieve manier van leven laten zien.

Hnd 2: 13
Maar sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn.’ (NBV21)
Niet iedereen is onder de indruk. Er zijn er die het direct al weten: ze zullen wel dronken zijn. Negatief, spottend, zgn humoristisch commentaar en een gemakkelijke manier om je aan het hele gebeuren te onttrekken. Je ergens voor afsluiten, door het belachelijk te maken.





2     Hnd 2: 14 - 42   De toespraak van Petrus
De toespraak die nu volgt, is in veel opzichten het werk van Lucas. Hij heeft geprobeerd om Petrus een zo authentiek mogelijke redevoering in de mond te leggen. Dat blijkt bv uit de woorden die Lucas gebruikt: veel daarvan vinden we ook buiten de redevoering en zijn typisch lucaans. Petrinische woorden of uitdrukkingen vinden we niet. Dat was ook te verwachten: bij die eerste grote toespraak van Petrus was natuurlijk niet een secretaris die aantekeningen of een verslag maakte. Lucas moest het doen met mondelinge overleveringen.

Tot die mondelinge traditie behoorde waarschijnlijk het zgn contrast schema: jullie hebben Jezus gekruisigd <> maar God heeft hem opgewekt. Daaraan is opvallend dat van de dood van Jezus niet wordt gezegd, dat het ‘voor ons’ is, zoals we dat uit de avondmaalsformules kennen. Ook andere verwijzingen naar verzoening (bloed, lam Gods) ontbreken. Als dat klopt hebben we hier met een prille christologie te maken die later verder zou worden ontwikkeld.

Qua inhoud valt op, dat Petrus maar weinig over de Geest spreekt, en veel meer over Jezus' dood en opstanding. Op Pinksteren draait het om Pasen, om de betekenis van Christus!

De rede valt in een aantal delen uiteen
  • 14 - 21 : over de profetie van Joël 2. Op het einde der tijden zal de Geest worden uitgestort over alle mensen. Uitstorten of -gieten betekent royaal, niet met mondjesmaat, maar over álle mensen en volken.
  • 22 – 36 : het contrast-schema gevolgd door  het ‘schriftbewijs’ uit de Psalmen. Deze teksten van David kunnen - zegt Petrus - niet op David slaan, want hij is gestorven en zijn graf is in Jeruzalem. Dan is het dus een profetie, en wel één die op Jezus wijst: gestorven, maar door God opgewekt (Ps 16: 8 – 11) en nu aan Gods rechterhand gezeten (Ps 110: 1). Van hem komt de Geest, die de apostelen in tongen doet spreken.
  • 37- 42 : De hoorders schrikken van Petrus’ woorden en conclusie in vers 36. Op de vraag 'wat moeten wij doen?' antwoordt Petrus, dat ze zich moeten bekeren en laten dopen. Dan zullen hun de zonden vergeven worden en de heilige Geest hun geschonken worden. Ongeveer 3.000 mensen geven gehoor.



3     Hnd 2: 43 – 47   Het leven van de jonge gemeente
De vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichtten, vervulden iedereen met ontzag. 44 Allen die tot geloof gekomen waren, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. 45 Ze verkochten hun eigendommen en bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden. 46 Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. 47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit; steeds meer mensen werden gered. (NBV21)

Dit is het eerste van de berichten over het leven van de eerste gemeente. Het ligt voor de hand dat Lucas, schrijvend in de jaren 80 van de eerste eeuw, voor de Grieks-talige kerk buiten Israël, de herinnering aan de begintijd van de kerk naar voren haalt om de kerk van zijn tijd – wellicht wat zelfgenoegzaam - aan haar hoge roeping te herinneren.


Opvallend
Het is in elk geval een ideaal plaatje waarin de volgende dingen opvallen:
  • ontzag of angst (Gr fobos) bij allen, dat zullen niet de apostelen zijn die in ditzelfde vers genoemd worden, maar buitenstaanders en/of nieuwe gemeenteleden.
  • vele wonderen en tekenen door de apostelen
  • en vooral de de eensgezindheid van de gelovigen1 Die blijkt uit:
    • dat ze bij elkaar in Jeruzalem blijven. Straks gaan ze de grenzen verleggen, volgens het programma in Hnd 1: 8, in steeds wijdere kringen, tot aan Rome toe.
    • ze hebben alles gemeenschappelijk, eigendommen en bezittingen worden verkocht, de opbrengst onderling verdeeld, zodat niemand te kort komt. Mogelijk vanwege het geloof dat de wederkomst van Christus nabij is. Dan heb je huis en akkers enz. niet meer nodig. Dit delen gebeurt vrijwillig. Er is geen verplichting om alles weg te geven blijkt Hnd 5 (Annanias en Saffira)
    • eensgezind en trouw komen naar de dagelijkse samenkomsten in de tempel, de plaats van onderwijs en gebed. Daar op het plein of de zuilengalerij spreken ze met elkaar over het geloof, en vast ook proberen ze tot een gesprek met andere tempelbezoekers te komen. In de tijd dat Lucas schrijft, is de tempel verwoest en de band van kerk – Joodse volk heel problematisch geworden.
    • behalve de tempel komt men ook thuis bij elkaar, om de maaltijden te gebruiken. Daarbij zal men zeker gedacht hebben aan de maaltijden die Jezus had met zijn leerlingen en anderen. Duidt het breken van het brood ook op het laatste avondmaal voorafgaand aan zijn lijden en sterven?
    • er heerst een geest van eenvoud en vreugde.
      Eenvoud is in de Bijbel niet simpel of karig, maar een eenduidige gerichtheid van het hart op God.
      De vreugde betreft niet een verjaardag of beterschap na ziekte of iets anders om blij om te zijn, maar de vreugde van het geloof
    • ze loofden God omdat Hij heeft woord gehouden: de profetieën van Joël (uitstorting van de Geest) en van David (Christus is opgestaan en als Koning bij God in de hemel) zijn uitgekomen.
  • Ze stonden in de gunst bij het hele volk. Daarentegen zijn de Joodse leiders minder positief (Hnd 4: 1)
Vervolg
De Heer breidde hun aantal dagelijks uit; steeds meer mensen werden gered. (NBV21)
Het aantal leden van de gemeente neemt toe. Is dat vanwege haar voorbeeldige eensgezindheid en zorg voor elkaar? Dat is vast zo. Lucas zegt het net even anders, nl dat de Heer daarachter zit. Hij is het die de gemeente doet groeien. Maw de gemeente die zich door de Pinkstergeest laat inspireren, daar kan de Heer wat mee.
De nieuwe gelovigen heten hier ‘mensen die gered worden’. Gered van hun zonden en de gevolgen daarvan. Ze mogen leven van vergeving en krijgen deel aan het Rijk van God dat komt.

 
terug