Beeldmeditatie (1)

afb 35 Meister des Hildegardis-Codex, Public domain, via Wikimedia Commons The Yorck Project (2002) 10.000 Meisterwerke der Malerei (DVD-ROM), distributed by DIRECTMEDIA Publishing GmbH.
Beeldmeditatie (1)
Inleiding
De afbeelding toont een illustratie - gemaakt door een onbekende monnik - bij een visioen van Hildegard van Bingen, een Duitse mystica (1098 – 1179). Ze beschrijft het in Scivias 2.21 als volgt:

'Toen zag ik een zeer helder licht en daarin een saffier-kleurige gestalte van een mens, helemaal opvlammend van een roodkleurige gloed. Het heldere licht doorstroomde heel dat opvlammend vuur, en dat opvlammend vuur was in heel het heldere licht. Dat heldere licht was samen met het opvlammend vuur in heel die mensengestalte, zodat dit alles als één krachtbron van mogelijkheden aanwezig is. En weer hoorde ik hoe hetzelfde levende licht tot mij zei:…' En dan volgt uitleg of betekenis van het visioen volgens Hildegard van Bingen.

Wat is er te zien?
Volgens Kick Bras (in zijn waardevolle boek Oog in oog, p. 68v) stelt de menselijke figuur in het midden Jezus voor. Hij is gekleed in een lichtblauwe mantel met donkerblauwe plooien die bijna zijn hele lichaam bedekt. Alleen zijn handen, voeten en hoofd zijn te zien. Hij draagt nog niet de lijdenstekenen. Het is de aardse Jezus zoals hij tijdens zijn leven onder de mensen rondging. Hij houdt zijn handen biddend (orante) omhoog naar de hemel.
Jezus komt naar voren uit witte ronde banen aan de buitenkant en gele ronde banen aan de binnenkant. De witte banen zijn gescheiden door licht gele strepen. De gele banen zijn gescheiden door oranje rode strepen. Het wit van de buitenste banen is ook om Jezus heen te zien.  
  • De buitenste cirkels (wit en lichtgeel) symboliseren God de Vader, die het licht is.
  • De binnenste cirkels (geel en rood) symboliseren God de Geest, die het vuur is.
Het heet dan ook ‘Triniteitsvisioen’: Vader, Geest en de Zoon (Jezus Christus).

Bras schrijft dat deze afbeelding de eerste is, waarop Jezus als een zo gewoon mens wordt afgebeeld. Tot dan doe was het gebruikelijk om hem als hemelse Heerser af voor te stellen. Later in de Middeleeuwen zou de nadruk komen te liggen op het lijden dat Jezus moest doormaken (de man van smarten).
Ik vul de toelichting van Bras aan met de opmerking dat het geheel is omkaderd door een rechthoekige lijst met versieringen die mogelijk engelen voorstellen. Binnen de lijst is het blauw, het symbool van de lucht en de hemel.

Wat zie ik er in?
Wat míj opvalt is dat Jezus me aankijkt en zijn handen laat zien. Die zijn leeg en ontspannen. Hij houdt de handpalmen naar voren, maar niet om af te weren. Anders dan Bras maakt het op mij niet de indruk dat Jezus aan het bidden is:
  • Staand bidden, met de handen opgeheven komt weliswaar in de bijbel voor, maar de gebedshouding in West Europa is geknield, de handen gevouwen, de ogen gesloten. Een biddende Jezus zou Hildegard van Bingen dan ook zo in haar visioen gezien hebben.
  • In de tekst bij het visioen is evenmin sprake van dat Jezus bidt. Wel van de liefde die God aan mensen bewijst door zijn Zoon te zenden (1 Joh 4: 9 - 12). Hildegard schrijft: ‘Door zijn lieve zachtmoedigheid heeft Hij de mensen die verworpen waren vanwege hun onreine plichtsverzuim, teruggeleid naar het leven. De mensen waren zelf niet in staat om terug te keren naar de heiligheid die zij kwijt geraakt waren. Wat betekent dit? Door de Levensbron zelf is de moederlijke omhelzing van God gekomen. Die heeft ons opgevoed tot leven. In gevaren is Zij onze toevlucht. Zij is ten diepste de allerliefste liefde die ons tot berouw opwekt’. (Scivias 2.2-4).
Ik houd het er daarom op dat Jezus zegenend uit de goddelijke wereld naar voren komt. Hij is gekomen om de mensen Gods liefde te bewijzen en ze voor Hem in te nemen Hildegard spreekt van een 'moederlijke omhelzing'.
En dat overwegende realiseer ik me: die gestalte, dat is niet alleen Jezus (1), op een bepaalde manier ben ik dat ook (2) en de ander (3), de mens op mijn pad, kan het ook zijn (zelfs op twee manieren). Dat zit zo:


(1) Jezus
De zegenende Jezus maakt mij duidelijk, dat God mij goed gezind is. Niet omdat ik zo’n geslaagd mens ben die dat vanzelfsprekend verdient. Maar omdat Hij nu eenmaal zo’n koninklijke, vrijgevige God is: de Schepper die alle dingen maakt en laat bestaan en wil dat ze tot hun bestemming komen.

Met de natuur is dat het geval: rivieren en bergen, planten en dieren zijn wat ze moeten zijn. Maar met mij en alle mensen is dat anders. In aanleg zijn we weliswaar beeld en gelijkenis van God (Gen 1: 26vv). Dwz Hij is het origineel en wij moeten op Hem lijken, door Hem te weerspiegelen in ons doen en laten. Dat kan door toegewijd aan God te leven en zijn liefde te reflecteren in zorg en aandacht voor elkaar, voor al wat leeft en heel de natuur. Dat is puur, echt mens zijn.
In de praktijk echter durven we dat niet aan en vertonen we een ander beeld: dat van consument, hardwerkende Nederlander, links of rechts, stoer of verlegen, directeur, werknemer, sportman of artiest, rijk of arm, levensgenieter of zwaar op de hand. Er zijn vele rollen om je mee te identificeren en maskers om je achter te verschuilen.


De zegenende Jezus laat zien dat Hij mij niet om deze dingen veroordeelt. Hij ziet in mij en ieder mens niet de buitenkant, maar het beeld van God dat we in aanleg nog steeds in ons dragen. Daarom is hij gekomen uit de lichtwereld van God, weerloos en ontwapenend, om me met Gods liefde te verbinden. Wat er niet aan mij deugt, neemt Hij voor lief.

(2) Ik
Als dat bij mij overkomt, is dat het werk van zijn Geest, die mij voor God wint en het weer warm en licht van binnen maakt (Luc 24: 32). Zo is en blijft God met mij en ieder mens bezig in de hoop dat we uit het duister naar voren stappen om in zijn licht te leven. Om voortaan weer aan Hem, het origineel, een voorbeeld te nemen. Dwz dat we ons voortaan door Hem laten leiden en bezielen en we met vallen en opstaan een beetje meer de mens worden zoals we bedoeld zijn. De mens zoals Hij die van geboorte af aan (Ps 139: 13 - 16) en alle dagen weer in mij ziet. Hij kijkt mij ahw te voorschijn (Blommestijn2). Als we dat werkelijk tot ons door laten dringen, dan weten we dat het niet een proces van zelf-verwerkelijking is, maar dat het Gods werk aan ons is. Hij heeft het initiatief en als we Hem niet buiten sluiten door vast te houden aan rollen, maskers, geld, bezit en status, goede voornemens, vooroordelen en andere illusies, kan Hij met ons bezig blijven. Hoe leger en ontvankelijker ik ben, hoe meer ruimte ik Hem geef, des te beter. Zo herstelt zijn Geest stukje bij beetje het gebroken beeld van God in mij. Zo word ik ook die gestalte levend in Gods witte licht en in het geel-rode vuur van de Geest: vriendelijk, ontwapenend. Ik ga een beetje op Jezus lijken. Vergelijk 2 Kor 3: 17

(3) De ander (a)

Maar als ik echt op Jezus ga lijken, hoort daar ook bij, dat ik de mensen om mij heen niet langer naar hun buitenkant beoordeel. Dat deed hij immers ook niet; hij keek de mensen te voorschijn. Door hem werden ze zoals ze in aanleg bedoeld waren. Zal ik ook zo met mensen omgaan? Wetende van hun ware bestemming die nooit verloren gaat? Van rollen en maskers enz maar hoe vervreemd ook, toch Gods evenbeeld?
Gemaakt voor iets beters dan naam en faam, dan rijkdom en bezit? Voor wat mooiers bedoeld dan elkaars concurrenten en vijanden te zijn? Bestemd om gewoon mens te zijn: levend dichtbij God, toegewijd aan elkaar?
Zal ik dit in hen zien: dat Christus in hen woont en erop wacht naar voren te komen? En daartoe aanmoedigen? Zo is die gestalte ook mijn medemens.

Daarom moet ik op mijn beurt ook van alles voor lief nemen en keer op keer vergeven (Mat 18: 21 – 35), meer dan het gewone doen (Mat 5 – 7), barmhartigheid bewijzen (Mat 25: 31 - 46 ), het kwade overwinnen door het goede (Rom 12: 9 – 21), in spreken en zwijgen de ander te voorschijn luisteren3.

(3) De ander (b)

Maar waarom zou ik degene zijn die de ander tot zijn ware bestemming probeer te brengen? Is het niet net zo vaak omgekeerd? Dat de ander (vader/moeder, partner, vrienden, collega's enz) geduld met mij moet zien op te brengen, mijn harde woorden moet verdragen, mijn foute gedrag voor lief moet nemen. Mijn kwaad met liefde moet zien te overwinnen en dat niet met gelijke munt terug betalen. Maw dat die ander voorbij ziet aan mijn doen en laten omdat hij of zij weet, gelooft, hoopt dat onder die buitenkant van mijn gedrag, rollen en maskers mijn ware ik schuil gaat.
Hoe vaak is dat niet al nodig geweest? Hoe vaak zal dat nog nodig zijn?
Wanneer iemand dat voor mij over heeft, is hij iemand die niet met afwerende handen op mij af komt, maar zegenend. Iemand die met de liefde van God mij zoekt om mijn ware ik tot leven te wekken. Een zegen als ooit Jezus zelf.

Lees met deze 'uitleg' nog eens het tweede citaat van Hildegard van Bingen: Door zijn lieve zachtmoedigheid heeft Hij de mensen die verworpen waren vanwege hun onreine plichtsverzuim, teruggeleid naar het leven. De mensen waren zelf niet in staat om terug te keren naar de heiligheid die zij kwijt geraakt waren. Wat betekent dit? Door de Levensbron zelf is de moederlijke omhelzing van God gekomen. Die heeft ons opgevoed tot leven. In gevaren is Zij onze toevlucht. Zij is ten diepste de allerliefste liefde die ons tot berouw opwekt’. (Scivias 2.2-4).

Visioen?
Eerlijk gezegd weet ik niet goed, wat ik van Hildegard en andere mystici moet denken. Als ik zelf een visioen zou meegemaakt hebben, zou ik natuurlijk niet aarzelen. Maar hoe graag ik het ook wil, het is me (nog) niet ten deel gevallen.
Ik heb ook zo m’n vragen bij wat ze in Scivias allemaal doorgeeft van de stem die ze bij haar visioenen heeft gehoord: over de Triniteit, over man, vrouw en sexualiteit enz. Is dat werkelijk van God afkomstig? Of uit een typisch Middeleeuwse vrouw? Of kun je dat zo niet uit elkaar houden? Hoe dan ook, ik wil haar getuigenis wel serieus nemen en niet vooringenomen afdoen als een neurose of een ander psychisch verschijnsel.

Even goed spreekt het visioen mij aan omdat ik er de Jezus van de bijbel en mijn geloof in herken. Hij komt mij niet in dromen tegemoet, maar wel in de verhalen van de evangelïen. Daar heb ik voorlopig meer dan genoeg aan.


---
1
Scivias = sci + vias Latijn voor ken de wegen, de tekst is op internet te vinden.
2 Hein Blommestein, Bewustwording van Gods werking in het pure Zijn, p. 15.
3 Bert Bakker, Anderen tevoorschijn luisteren, Ekklesia, 2015 - 2.

Bronswijk, Het kruis schrijft p 90v over de orante gebedshouding en tevens dat deze vanaf de achtste eeuw zeldzaam is in de christeljke kunst.

 
terug