Verzoening- Cultisch Verzoening- Cultisch

Verzoening
Ons woord verzoening dekt twee verschillende inhouden: boetedoening en een ruzie bijleggen. Andere talen hebben voor deze twee betekenissen twee verschillende woorden.

  • Het ene betreft verzoening die in de cultus tot stand komt. Dan gaat het om offers als boetedoening om de schuld te delgen. Duits: Sühne, Engels: Atonement; Frans Expiation; Latijn: Expiatio; Grieks: Hilasmos.
  • Het andere woord is in gebruik voor verzoening in het profane leven: een ruzie die wordt bijgelegd, vijanden die vrienden worden. Duits: Versöhnung, Engels en Frans: Reconciliation, Latijn: Reconciliatio, Grieks: Katallagè

De moeilijkheid is dat we in het Nederlands één woord voor allebei hebben: verzoening. Waar we dit aantreffen in het Nieuwe Testament kan het dus een vertaling zijn van het Griekse Hilasmos, maar net zo goed van het Griekse Katallagè. Daardoor ontstaat gemakkelijk verwarring en krijgen we niet goed mee wat de bijbel ons wil zeggen. We halen ze daarom uit elkaar. Hier bespreken we verzoening in cultische zin.


Achtergrond
In de landen om Israel heen was verzoening met de goden mogelijk door het brengen van offers. Daarmee kun je de goden weer gunstig stemmen. Ik geef opdat jij geeft (do ut des).

In Israel is het precies omgekeerd. Daar zijn de offers het geschenk van God aan mensen (Lev 17: 11). Wie een offer brengt doet dat niet om God op andere gedachten te brengen. Door een offer te brengen geeft de offeraar aan dat hij zich zijn falen en tekort realiseert.
Het is een indringend ritueel. Als de priester het dier slacht moet de offeraar zijn hand leggen op de kop van dier. Dat maakt duidelijk dat het dier eigenlijk de straf krijgt die de offeraar had verdiend voor zijn zonden. Die identificatie met het dier dat plaatsvervangend dood gaat is zo belangrijk, dat je niet een ander voor jou met een offerdier naar de tempel mocht sturen. Je moest er zelf bij zijn.

Tegelijk is de offeraar dankbaar dat God niet zijn leven vraagt, maar iets van zijn bezit – het offer van een dier – laat gelden als verzoening voor zonde. Dat wist zijn schuld en tekort uit. Zo vindt hij vergeving: God is hem genadig. Hij mag in zijn leven weer de zegen van God verwachten.

Omdat God de Schepper is, die over leven en dood gaat, komt het bloed - de drager van het leven, hem toe. Daarom sprenkelt de priester vaak het bloed op en rond het altaar. Bloed heeft

  • een verzoenende werking: het verwijdert de zonden
  • een reinigende werking: mensen, dingen zijn daarna weer geschikt om te gebruiken.
  • een heiligende werking: het herstelt de verbondenheid tussen God en mens.

Wat is het aantrekkelijke van een offer? Een offer doet pijn. Je wordt weliswaar niet zelf geofferd, maar iets van jouw bezit : een dier – en niet het eerste het beste, maar een gaaf dier – wordt geslacht. Dat raakt je in de portemonnee, zeggen we tegenwoordig. En op een bepaalde manier is dat goed. Je wilt toch een beetje gestraft worden. Want door die pijn weet je dat de zonde echt geboet en uit de wereld is. Dat dringt zo veel meer tot je door, dan wanneer de priester enkel zou zeggen “ga heen, en zondig niet meer”.

Hebreeën
In het Nieuwe Testament heet Jezus een paar keer ‘verzoening’ in de cultische zin van zoenmiddel, genoegdoening of offergave die schuld en tekort delgt (Rom 3: 25; 1 Joh 2:2 en 4:10). Daarmee geven Paulus en Johannes aan dat onze schuld is geboet en de zonden vergeven zijn. God is ons genadig. We kunnen opgelucht adem halen en met een goed geweten leven.

Vooral Hebreeën werkt dat uit: Jezus wordt gepresenteerd als hogepriester bij God in de hemel om daar de zonden van het volk te verzoenen (2: 17) nl. door voor hen te pleiten (9: 25). Dat kan omdat hij een betere hogepriester is dan de gewone (7: 27). Hij gaf zichzelf als een smetteloos offer (9:14; 10: 12). Hij stierf buiten de stad (Golgotha) net als de offerdieren (3: 10 - 12). Maw wij hoeven geen offers als boetedoening meer in de tempel te brengen; Jezus staat voor ons in bij God.

Paulus
In Rom 3: 25 schrijft Paulus dat Jezus door God openlijk is getoond (aangewezen) tot 'hilasterion door het geloof in zijn bloed'. Hilasterion is Grieks voor het Hebreeuwse 'kapporeth'= het gouden deksel op de ark van het verbond die in het heilige der heiligen in de tempel stond. Het was bij uitstek de plek van Gods aanwezigheid. Zijn troon.
De Kapporeth was ook de plek waar de hogepriester 1x per jaar - op grote verzoendag - bloed van een geslachte stier en bok sprenkelde om de zonden te verzoenen (Hebr. kipper = bedekken,dus wegdoen) van zichzelf, de priesters en het hele volk.
Paulus zegt dus dat ieder mens bij Jezus moet zijn. Het offer van zijn leven, zijn vergoten bloed rekent af met alle zonden door ze te bedekken, het herstelt de verhouding met God en maakt een nieuw leven mogelijk.

Johannes
In de brieven van Joh vinden we dat Jezus verzoening (hilasmos) brengt voor onze zonden en die van de hele wereld (1 Joh 2: 2). Duidelijk is dat het er niet om gaat God genadig te stemmen: dat Jezus gekomen is, is juist een actie van God. Hij heeft ons lief maar onze zonden vormen een belemmering voor de omgang van God met mensen. Die belemmering moet worden weggenomen = de zonden moeten bedekt worden. Daarom brengt Jezus als een priester de hilasmos. De hilasmos die hij brengt is het offer van zijn leven. (1 Joh 4: 10). Zo volbrengt Jezus  de verzoening voor de wereld. Het bloed van Jezus reinigt van alle zonde (1 Joh 3: 5). Nu vormen de zonden geen barriëre meer in de omgang van God en mensen. God heeft die (door Jezus) voor ons weggenomen.
Dit bloed is daarom zo bedekkend omdat het van Jezus afkomstig is, rechtvaardig (1 Joh 2: 1. 28) en zonder zonde (1 Joh 3: 5).
Dat sluit aan bij het evangelie (Joh 1: 29. 36) waar Johannes de Doper op Jezus wijst: ‘Daar is het (offer)lam van God (door God gegeven!), dat de zonde van de wereld wegneemt.
Bij Jezus' sterven vloeit er water en bloed uit zijn zijde (Joh 19: 34). Het water wijst op de doop, het bloed op de wijn bij het avondmaal. Daarvan leven de gelovigen. (Joh 6: 53-54)

Beoordeling
Verzoening in cultische zin spreekt ons niet direct aan. De wereld van priesters, tempels en offers is ons vreemd geworden. De symboliek ontgaat ons. Alleen als we er uitleg bij krijgen kunnen we ons er in verplaatsen en de waarde ervan op het spoor komen.

Verzoening (cultisch) heeft iets van een transactie. Het is zakelijk, onpersoonlijk. Het lost het probleem van de zonden op: die zijn vergeven, de schuld is geboet, de dood is overwonnen. Dat kan een grote opluchting zijn voor wie daar onder gebukt gaan.
Van het onderliggende probleem
de verkeerde mentaliteit waardoor de mens een zondaar is – helpt het ons niet af. Wie over zichzelf inzit en zich afvraagt ‘hoe word ik ooit zondaar af?’ vindt hier geen antwoord.
Voor mensen echter voor wie dit een luxe vraag is, omdat hun leven elke dag in het teken van overleven staat, is deze verzoening van grote waarde: het biedt hun uitzicht op verlossing.

Het zakelijke karakter vergroot de kans dat we deze verzoening begrepen of onbegrepen maar voor kennisgeving aannemen, zonder dat het ons echt verandert.

Er gaat ook iets verloren: een offer moest een beetje zeer doen om de offeraar ervan te doordringen dat het echt vergeven en vergeten is. Maar die pijn is er niet meer omdat de verzoening van Jezus alle offers overbodig maakt. Dan kan er toch onzekerheid ontstaan bij de gelovige: is het wel echt in orde tussen God en mij? Tegen die achtergrond is het begrijpelijk dat er in de kerk altijd weer bewegingen zijn opgekomen die opriepen tot boete, ascese en zelfkastijding zoals de flagellanten of geselbroeders.

terug