Uit het niets
Uit het niets
GELOOF
Geloven is wat anders dan iets zeker weten. Voor zekerheid heb ik bewijzen nodig. Heb ik die, dan weet ik het zeker. Ontbreekt het daaraan, dan ben ik onzeker. Geloof staat daar helemaal los van. Geloven is vertrouwen, een diep besef dat er in het verborgene een hart is dat voor me klopt. Zoals het evangelie belooft. Geloof zit niet vast op bewijzen voor en tegen. Vertrouwen is er zomaar. Het komt op uit niet-iets, het komt van God. Als vertrouwen op niets is gebaseerd, maar door God gewekt, dan moet ik mijn houvast niet laten afhangen van zekerheden veel of weinig. Geloof heb ik niet in de vorm van bezit; het moet me voortdurend geschonken worden. Als ik in het Licht blijf, ontvang ik het. Zoek ik het in bewijzen, dan gaat alles wankelen. HOOP Hoop is wat anders dan optimisme. Optimisme is een afweging. Ik heb dan meer aanwijzingen om positief over de toekomst te zijn dan aanwijzingen om het somber in te zien. Hoop staat daar helemaal los van. Hoop is gericht zijn op het goede en gedreven zijn dat te doen, of je kans op succes nu groot of klein is. Zoals het evangelie zegt. Hoop zit niet vast op een afweging van aanwijzingen. Hoop is er zomaar. Het komt op uit niet-iets. Het komt van God. Als hoop op niets is gegrond maar door God gewekt, dan moet ik mijn verwachting niet baseren op wat me optimistisch of pessimistisch stemt. Hoop heb ik niet in de vorm van bezit. Het moet me voortdurend geschonken worden. Als ik bij de goede Herder blijf, vind ik het. Zoek ik het in aanwijzingen, dan verdwaal ik. LIEFDE Liefhebben is wat anders dan lief vinden. Lief vinden heeft redenen. Ik vind iemand lief omdat hij vriendelijk en goed voor me is. Als iemand me slecht behandelt is hij geen vriend, maar een vijand. Liefhebben staat daar helemaal los van. Liefde is het vurige verlangen om vriend en vijand goed te doen. Zoals het evangelie vraagt. Liefde hangt niet af van de ander en zijn doen of laten. Liefde is er zomaar. Het komt op uit niet-iets, het komt van God Als liefde op niets is gegrond maar door God gewekt, dan moet ik mijn houding niet laten bepalen door wie vriendelijk of vijandig op mij overkomt. Ik heb liefde niet als was het een bezit. Het moet me voortdurend geschonken worden. Als ik bij de Bron blijf, is het er. Zoek ik het bij de ander en zijn gedrag, dan droogt het op. | ||
terug | ||