Stil Gebed Stil Gebed

Zo heet aan het begin van de dienst het moment van stilte. En het is goed dat het er is. Want hoe komen we in de kerk: vaak jachtig en gehaast, of met tegenzin, of boos na de woorden die er vielen om iedereen op tijd in de auto te krijgen. Eenmaal in de kerk praten we misschien nog met vrienden of bekenden, de buren in de bank over de vakantie en hoe het er verder mee gaat. Dat en nog veel meer gaat er in ons om. Zou God daar nog door heen kunnen komen?

Dan wordt het tijd voor stil gebed. Niet bedoeld om al vlug een gebed stil in je zelf op te zeggen. Daarmee wakker je in jezelf alleen maar de onrust aan. Trouwens God is heus op de hoogte van de dingen die je bezig houden. Die hoef je niet binnen 30 seconden op te zenden naar de hemel. Straks op het eind van de dienst komen wel de dank- en voorbeden. Nu geen gedachten in jezelf formuleren, gewoon maar stil worden. Jezelf tot rust brengen. Op adem komen. Om te voelen wat er diep in je hart leeft. Om bewust te worden van jezelf. Om God te kunnen horen.

De stilte is nodig en blijft nodig, ook als we zelf bidden. Het gebeurt zo gemakkelijk wanneer we bidden, dat we alleen maar zelf aan het woord zijn. Dan worden het woorden, woorden, woorden. Zonder te vinden. Jezus waarschuwt daar voor: ga in uw binnenkamer…bidt zonder omhaal van woorden. (Mat 6:5-15). De apostel Paulus waagt zelfs te beweren, dat wij niet eens weten hoe wij bidden zullen. Gelukkig zucht de Geest in ons met onuitsprekelijke verzuchtingen (Rom 8: 26). De stilte zoeken, is stil worden om te horen hoe diep van binnen de Geest in je naar God verlangt en zoekt. Dat innerlijk gebed bewust worden en meebidden brengt je bij God.

In “denkend over God en mij” dicht J.W. Schulte Nordholt als volgt:

Als ik God zeg, dan bedoel ik niet
al de bomen met hun hoofd omhoog,
en de zon niet met zijn gouden boog,
en de hemel niet en het verschiet,

en niet binnenin het warm gevoel
als ik aan de grens des levens sta,
en het duister niet waarin ik ga.
God ik weet het niet wat ik bedoel.

Ik bedoel, want eindeloos probeer
ik te zeggen wat ik zeggen wil,
ik bedoel een licht dat niet bestaat,

ik bedoel het goddelijk gelaat
dat onzichtbaar is, de stem zo stil
dat ik hem niet hoor als ik hem eer.

 

terug