Pred 1: 2 - 11 Pred 1: 2 - 11
Pred 1: 2
Lucht en leegte, zegt Prediker,
lucht en leegte, alles is leegte.
(NBV21)
Dit is het eerste van drie poëtische gedeelten in Prediker. Pred 1: 2 vormt samen met Pred 12: 8 de omlijsting van het oorspronkelijke boekje. Deze woorden geven het allesbeheersende thema aan: alles is leegte. In de verzen die nu volgen zal Prediker dat laten zien door de volgende vraag te stellen:


Pred 1: 3
Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij heeft verworven,
al zijn moeizaam gezwoeg onder de zon?
(NBV21)
Prediker vraagt wat de mens ermee opschiet als hij hard werkt en dingen weet te bereiken. Het Hebr jithroon (voordeel, winst) is een typisch woord voor Prediker. Hij heeft het tien keer. Verder komt het niet voor in het OT. Prediker zegt hier niet, dat de mens , het werken wel kan laten zitten, alsof eten en drinken enz. vanzelf in orde komen. Hij weet wel beter. Maar hij vraagt: wat heeft het allemaal voor zin?
‘Onder de zon’ is ook al een typische uitdrukking van Prediker (23 keer, verder niet in het OT). Meestal betekent dat ‘op aarde’. Maar door ‘onder de zon’ te zeggen, komt het zware van het werk beter uit: in de hitte van de zon bewerkt de mens zijn akker. Het ‘onder’ heeft ook iets van ‘onder de heerschappij van’: de mens is opgesloten in de gevangenis die aarde heet. Daar is geen ontsnappen aan: hij bereikt nooit het paradijs. Moeizaam1 zwoegen is nu eenmaal de menselijke conditie weet Prediker van Gen 3. De mens leeft niet in een paradijs, maar in een wereld waar je ‘in het zweet uws aanschijns’ moet werken om te overleven. Maar wat voor nut heeft dat nu eigenlijk? Prediker neemt hier afstand van de wijsheid van de Spreukendichter (Spr 14: 23 en 21: 5) die wel voordeel ziet in gesloof en ijverig plannen maken. Prediker weet: er is niets dat blijft, alles gaat voorbij. Dat toont hij zo dadelijk aan met voorbeelden uit de natuur (5 – 7), maar eerst met het gegeven dat ook mensen er maar even zijn (vers 4) en daarmee sluit hij zijn antwoord op de vraag ook af (vers 11)


Pred 1: 4
Generaties gaan, generaties komen,
maar de aarde blijft altijd bestaan.
(NBV21)
In het proces (1616) tegen Galilei haalde Kardinaal Bellarminus dit gedeelte aan om te bewijzen dat de aarde stilstond. Dat is natuurlijk niet wat Prediker bedoelde te zeggen. Voor hem is de aarde slechts de achtergrond waarop zich alles afspeelt: de ene generatie gaat, de andere komt. De volgorde is opvallend. Om te gaan (sterven) moet je eerst gekomen (geboren) zijn. Prediker zegt het omgekeerd: de ene generatie valt weg; een volgende generatie vult de leeggevallen plekken op. En dat gaat zo maar door. Hij stelt het niet mooier voor dan het is: geen woorden over God die eeuwig is (Ps 102: 27), geen hoop op een leven na de dood.


Pred 1: 5 - 7
5 De zon komt op, de zon gaat onder,
en altijd snelt ze naar de plaats waar ze weer op zal gaan.
6 De wind waait naar het zuiden,
dan draait hij naar het noorden.
Hij draait en waait en draait,
en al draaiend waait de wind weer terug.
7 Alle rivieren stromen naar de zee,
toch raakt de zee niet vol.
De rivieren keren terug
naar de plaats waar ze ontsprongen,
en beginnen weer opnieuw te stromen.
(NBV21)

Zon, wind en rivieren doen niets anders dan onophoudelijk heen en weer gaan:
  • De zon overdag van Oost naar West, en s’ nachts terug naar het Westen.
    En dat niet rustig, maar gehaast, de zon is in vliegende vaart.
  • De wind van Noord naar Zuid en weer terug.
    De wind lijkt alleen maar aan het draaien, zoals een hond in zijn staart probeert te bijten. En al net zo tevergeefs. ‘De wind waait waarheen hij wil’ zal Jezus later zeggen (Joh 3: 8)
  • De rivieren van hoog naar laag en weer terug (als regenwolken).
    Eindeloos vermoeiend: de zee raakt nooit vol. Sisyphusarbeid.
Kortom: de natuur doet maar en gaat maar, zonder ooit iets te bereiken.
Prediker noemt deze dingen om duidelijk te maken dat de mens aan dezelfde wetmatigheid is onderworpen. En even machteloos als de elementen kan hij daar iets aan veranderen.

Pred 1: 8
Alle dingen zijn vermoeiend.
Een man is niet in staat dat in woorden te vatten
Zijn ogen raken niet verzadigd van het zien.
Zijn oren niet vervuld van het horen.

Een mens wil de werkelijkheid (alle dingen) begrijpen. Daar zoekt hij woorden voor, maar zijn formuleringen zijn nooit bevredigend. Hij wil de werkelijkheid zien en horen, maar altijd ook meer zien en horen, verder reizen, dieper onderzoeken, beter begrijpen, meer macht over de dingen krijgen. Daar is geen einde aan. Zie bv de vele opvattingen over de eenheid van het boekje Prediker. Of de theorievorming over deeltjes en energie in de wetenschap. Een mens zal nooit het punt bereiken dat hij voor alle dingen de verklaring weet en alles kan beheersen. Dus ook dat is een vergeefse onderneming.2

Pred 1: 9 - 10
9 Wat er was, zal er altijd weer zijn,
wat er is gedaan, zal altijd weer worden gedaan.
Er is niets nieuws onder de zon.
10 Wanneer men van iets zegt: ‘Kijk, iets nieuws,’
dan is het altijd iets dat er sinds lang vervlogen tijden is geweest.
(NBV21)
De menselijke geschiedenis is een voortdurende herhaling van zetten. Dezelfde dingen komen steeds weer terug. Onze regeringsvorm bv is een variant op de democratie in het Athene van Socrates.
Maar of Prediker ook van automatisering en artificial intelligence zou zeggen dat er niets nieuws onder de zon is? Het is in elk geval niet zo nieuw, anders en revolutionair, dat het aan het vergeefse van het menselijk bestaan een einde zou maken en in die zin 'meer van hetzelfde'.


Pred 1: 11
De vroegere generaties zijn vergeten,
en ook de komende generaties zullen vergeten worden
in de tijden die daarna weer komen.
(NBV21)
In vers vier was Prediker met zijn antwoord op de vraag in vers drie begonnen door op de generaties te wijzen. Na een uitstapje door de natuur (zon, wind, rivier), en een uitbreiding naar ‘alle dingen’ die zo vermoeiend zijn, en nooit iets nieuws opleveren keert hij terug naar de generaties. Hij had al gezegd dat die gaan en komen. Een mens kan daar nog enige zin in vinden door te bedenken dat zijn leven wat heeft bijgedragen aan de toekomst van het nageslacht. Dat zijn kinderen en kleinkinderen zijn werk zullen voortzetten en zijn waarden en normen overnemen. Zo leeft hij ahw in zijn kinderen verder ook als hij er niet meer is. Maar die bescheiden troost en zin neemt Prediker ook weg: vorige generaties zijn al vergeten. En op termijn zullen toekomstige generaties ook in de vergetelheid verdwijnen. En zo is het toch? Wie kent zijn betovergrootouders nog?

Overdrijft Prediker? Is hij eenzijdig? Weet hij niet van de bijzondere status van de mens (bijna goddelijk, Ps 8: 6 - 7)? Had hij niet een tegenwicht kunnen vinden in de pracht van de natuur (Ps 104)? Of in het geloof aan God? Hij noemt het allemaal niet. Zou hij het wel doen, het zou ook niets aan zijn waarneming en conclusies veranderen. Prediker is extreem realistisch en schildert een beeld van de werkelijkheid dat hem en ons voortdurend herinnert aan het vergeefse van de wereld, de natuur, het menselijk bestaan. Alles is ijdelheid.


------
1 Moeite is ook al zo’n typisch woord voor Prediker (29x). Daarbuiten nog 10x bij Job, 10x in de Psalmen en 17x in de rest van het OT. Opvallende plaatsen zijn Ps 90: 10 - De dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, en, indien wij sterk zijn, tachtig jaren; wat daarin onze trots was, is moeite en leed, want het gaat snel voorbij, en wij vliegen heen (NBG). En Jes 53: 11 - Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal hij dragen (NBG).
2 Maar woorden, ogen, oren zijn er niet alleen om te objectiveren. Het zijn ook instrumenten om in een ik-Gij verhouding met mensen en alles om te gaan.



 
terug