Paasverhalen: meer feit dan fictie Paasverhalen: meer feit dan fictie

Bezwaren
De berichten over de ontdekking van het lege graf en de verschijningen van Jezus als de levende Heer hebben de eeuwen door kritische vragen opgeroepen. Een dode die leeft, dat kan toch eigenlijk niet? Die bezwaren zijn er al van meet af aan. De discipelen doen het af als 'larie' - kletspraat (Luc 24: 9v ) en Thomas gelooft het ook al niet (Joh 20: 24vv). Saulus (de latere apostel Paulus) vervolgde om die reden de eerste christenen. Vanwege de opstanding van een gekruisigde noemt hij in 1 Kor 1: 18-25 het evangelie een ergernis voor Joden die tekenen zoeken, en een dwaasheid voor heidenen die wijsheid zoeken. Als de luisteraars in Athene hem horen over een opstanding uit de doden, houden ze het voor gezien (Hnd 17: 32v).
Sinds de Verlichting (18-eeuw) is de weerstand tegen geloof in onmogelijk geachte dingen toegenomen. Het geloof moet redelijk zijn, inzichtelijk voor het verstand. Daarom zoekt men andere verklaringen voor de Paasberichten. Overigens ook wel eens met de beste bedoelingen, namelijk om de drempel voor het geloof zo veel mogelijk te verlagen. Maar sommige bestrijders van de Paasverhalen hebben een ander motief: zij willen gewoon niet dat het waar is. Veelzeggend is wat een Engelse atheïst (Th. Nagel) schrijft. "Ik wil dat atheïsme de waarheid is...Het is niet enkel dat ik niet in God geloof...Het is vooral dat ik hoop dat er geen God is. Ik wil niet dat er een God bestaat. Ik wil niet dat het heelal zo is." Over ergernis gesproken.


Alternatieve verklaringen
Uit de kring van degenen die de Paasverhalen ongeloofwaardig vinden, komen  vaak de volgende verklaringen naar voren:

  • De discipelen (of anderen) hebben het lichaam gestolen en gelogen over de verschijningen.
  • De verschijningen waren hallucinaties.
  • Een tweelingbroer of iemand die sterk op hem leek, stierf in Jezus’ plaats.
  • Jezus is niet gestorven aan het kruis, maar men dacht dat Hij dood was.

Deze verklaringen zijn niet sterk, het zijn slechts beweringen waarvoor de bewijzen niet worden geleverd. De teksten in NT en daarbuiten geven geen aanleiding voor deze veronderstellingen. En wanneer je één of meer van deze verklaringen aanhangt, blijft nog steeds de vraag waar dan die Paasverhalen vandaan komen. Dan is het antwoord meestal dat die vroom bedrog zijn, inkleding om een moeilijk inzicht op een bevattelijke manier voor te stellen. Fictie.

Fictie?
De verklaring dat de paasberichten fictie zijn, gaat als volgt. Na de dood van Jezus zochten de teleurgestelde discipelen elkaar weer op. Ze hadden niet gedacht dat Jezus aan een kruis zou eindigen. Ze waren geschokt vanwege dit gruwelijk einde, verward omdat God niet had ingegrepen en ze misten hun meester en vriend die als een martelaar, onschuldig en rechtvaardig gestorven was. Ze twijfelen er niet aan dat God hem bij zich in de  hemel had opgenomen.
Wat Jezus hun had geleerd over het leven met elkaar (bv in de bergrede) en met God (bv het onze Vader), dat had hun aangesproken en dat vonden ze nog steeds heel mooi en de moeite waard. De herinnering wordt steeds levendiger en tenslotte breekt het inzicht door, dat zij nu de zaak van Jezus moeten voortzetten. Ze worden weer net zo enthousiast als toen hij er nog was. Voor hun gevoel is Jezus op een geestelijke manier terug bij hen. Zo is Jezus opgestaan in het geloof van zijn discipelen. Om dat geloof tot uitdrukking te brengen, verzinnen zij de Paasverhalen die we in de evangeliën aantreffen. De aanhangers van deze verklaring zeggen van de Paasverhalen wel eens dat ze 'niet echt gebeurd zijn, maar wel waar'.


Problematisch
Maar de verklaring dat het om fictie gaat, is niet zo voor de hand liggend als wel eens gedacht.

  • Petrus had in de nacht voorafgaande aan de kruisiging ontkend dat hij Jezus kende, bang als hij was om hetzelfde lot te ondergaan. De andere discipelen waren in geen velden of wegen te zien. Enkel een paar vrouwen keken uit de verte toe (Mat, Mc en Luc itt Joh). Wat is er gebeurd dat Jezus' volgelingen na Pasen niet meer bang zijn?  Dat ze zelfs de publiciteit zoeken en iedereen van Jezus vertellen dat hij door God is opgewekt en leeft. Daar kleven nogal risico's aan. Toch deden Petrus, Jakobus en andere christenen dat en ze hebben hun overtuiging met hun leven moeten betalen. Zouden ze dat er voor over hebben gehad als ze wisten dat de opstanding niet echt gebeurd was, maar hun eigen bedenksel?
  • Als de discipelen bergrede en onze-Vader zo mooi vinden dat ze anderen daar van wilt vertellen, waarom zouden ze die boodschap dan moeilijk aanvaardbaar (een dwaasheid, een ergernis) maken door daaraan te koppelen het onwaarschijnlijke verhaal van de dood en opstanding van Jezus?
  • Als de fictie-theorie klopt, zou je verwachten dat je in de brieven en zendingstoespraken (Handelingen) veel vindt over bergrede, onze vader enz. Maar dat is niet het geval. We vinden daar zo goed als niets van Jezus' onderwijs terug. De boodschap van de jonge kerk gaat vooral over Jezus en die gekruisigd: over vergeving,  verzoening, losprijs, rechtvaardiging, een hoeksteen gelegd, een hogepriester in de hemel, een Geest die gekomen is enz.
  • Toen Jezus er nog was en met zijn discipelen sprak over zijn lijden en sterven en opstaan, wilden zij daar niets van weten. Dan ga je later toch niet Paasverhalen bedenken, tenzij er echt sprake is van een leeg graf en verschijningen?
  • De hele lijdensgeschiedenis is voorzien van vele citaten uit en toespelingen op het OT. Dat wijst op de creatieve hand van de evangelisten. Maar bij de opstandingsverhalen ontbreken zo goed als alle verwijzingen naar het OT. De evangelisten zijn in de paasberichten niet creatief bezig iets te interpreteren mbv het OT. Het zijn eenvoudige verslagen die vertellen van een volkomen onverwachte gebeurtenis waar de discipelen door overrompeld werden. Het oudste evangelie laat dat nog zien. Het eindigt met 'want ze vreesden' (Mc 16: 8). Die vrees is er niet voor de Romeinse bezetter, maar voor God, om wat Hij had gedaan.
  • De vier evangeliën geven vier verschillende versies van de ontdekking van het lege graf en de verschijning van Jezus. Dat pleit niet tegen, maar voor de betrouwbaarheid. Getuige-verklaringen zijn immers nooit eensluidend. Als ze dat wel zijn, is dat afgesproken werk.
  • Wanneer de paasverhalen fictief zouden zijn, dan zouden de bedenkers niet vrouwen als getuigen van het lege graf en de opgestane Heer opgevoerd hebben. Vrouwen golden destijds niet als betrouwbare getuigen. En Maria van Magdalena, de enige getuige die in alle evangeliën de eerste is die het lege graf ontdekt, al helemaal niet: van haar was bekend dat ze niet zo lang geleden nog bezeten was door zeven boze geesten. Wanneer de Paasverhalen dan toch melden dat vrouwen het lege graf vonden en de Levende Heer zagen, dan is de meest voor de hand liggende verklaring dat zij dat inderdaad hebben meegemaakt.
  • Er zijn meer getuigen van verschijningen van de Opgestane Heer: Thomas (Joh 20: 24-29), Saulus cq Paulus (Hnd 9, 22, 26). In 1 Kor 15: 5 - 8 schrijft Paulus dat de Opgestane Heer verschenen is aan meer dan 500, van wie het merendeel nog in leven is. Maw zijn lezers zouden het kunnen navragen.
  • Als de Paasverhalen van later hand zijn, dan zou je verwachten dat je over lege graf en verschijningen alleen in de jongere gedeelten van het NT iets aantreft. Maar al in de oudste lagen is sprake van opstanding. De zgn Christushymne in Filip 2: 6-11 zingt van verhoging. De belijdenistekst in Rom 1: 3-4 heeft het over opstanding uit de doden. De avondmaalsformule in 1 Kor 11: 25-26 zegt dat we de dood van de Heer verkondigen totdat hij komt. Dat veronderstelt dat hij de levende is.
  • De opstanding der doden was een gangbaar 'concept' in Israël. Alleen de Sadduceeën wilden er niets van weten, maar voor de Farizeeën en vrome Joden was het een onderdeel van hun geloof. Er zijn echter twee opvallende verschillen tussen de nieuwtestamentische Paasverhalen en de Joodse verwachting van de opstanding:
    • In de Paasverhalen gaat het om één Opgestane; in het Joodse geloof gaat het in de opstanding niet om één, maar om velen, of allen die opstaan.
    • In het Joodse geloof zou de opstanding direct ook het einde der tijden met het oordeel over ieder mens en de komst van Gods nieuwe wereld met zich meebrengen (ahw D-Day en V-Day op 1 dag). In het NT betekent de opstanding echter het begin van het einde der tijden; het einde van het einde der tijden komt later. V-day en D-day vallen niet samen, maar zijn door een lange periode gescheiden.
Op deze twee belangrijke punten wijkt de christelijke boodschap dus af van het Joodse geloof. Hoe is het tot die afwijkingen gekomen? De meest voor de hand liggende verklaring vormen de gebeurtenissen op de morgen van Pasen. Jezus (één en niet allen) is door God teruggeroepen uit de dood, terwijl de geschiedenis van mensen en volken op aarde verder gaat tot de voltooing op Gods tijd (en niet stopt).


Meer feit dan fictie
Al met al is er veel in te brengen tegen de verklaring dat de Paasverhalen fictie zijn. Je moet wel heel veel nuchter verstand over boord zetten wil je de 'fictie-theorie' aanhangen. Lijden en sterven hoorde destijds gewoon niet bij wat met van de Messias verwachtte. Als in 135 nC Simon bar Kochba, die door Rabbi Akiba en vele andere als de Messias werd gezien, gedood wordt door de Romeinen, is er niemand die gaat vertellen dat hij toch eigenlijk wel de messias was. Integeneel zijn naam, die Simon 'zoon van de ster' betekende wordt gewijzigd in Simon bar Koziba = Simon 'zoon van de leugen'.
De beste verklaring voor de Paasverhalen is dat de evangelisten proberen te vertellen wat hun overkomen: iets ongelofelijks. Iets dat volkomen nieuw en uniek is zodat er eigenlijk geen woorden voor zijn. Anders gezegd: de gebruikelijke taal schiet te kort om te zeggen wat hun overkwam. Maar ze konden er niet over zwijgen en zochten de best mogelijke woorden. Ze kozen niet voor beeldspraak of gelijkenis. Als je wilt, kun je wel wel enige teken-taal zien in het tijdstip (zonsopgang van de eerste dag) als teken van 'nieuw begin, het graf als symbool van de dood en de weggerolde steen als teken van de dood die zijn dode moest prijsgeven. Maar in deze onderdelen geven de evangelisten toch vooral tijd en plaats van het gebeuren aan.
De paasverhalen maken voor alles de indruk van een feitenrelaas van de eerste getuigen. Dat zal dan toch wel zijn omdat het graf echt leeg was en de verschijningen geen fantasie, hallucinatie of dromerij waren. Jezus is hun verschenen in een nieuwe bestaanswijze: geen gewoon lichaam, geen spook, maar anders. De vorm van een getuigenverslag paste het best bij deze inhoud. Waar er wel enige aanleiding is om toch aan fictie te denken (de bewakers van het graf Mat 27: 62-66 en 28: 11-15) betreft het juist verzen die  geen symbolische boodschap overbrengen, maar weer het feitelijke van het lege graf onderstrepen.
Inderdaad gaan 'opstanding uit de doden' en 'verschijnen in een nieuwe bestaanswijze' in tegen alles van wat we weten van de wereld en hoe die werkt. Maar wat jammer als we alleen maar in de discussie feit of fictie blijven steken. Zouden we er niet beter aan doen om eens te horen wat die verhalen zeggen willen? Proberen de muziek in die verhalen proberen te beluisteren?
Waarom willen bestrijders van de opstanding zo graag blijven bij 'dood is dood'? Is hier sprake van een tunnelvisie? Zou je niet elke aanwijzing die van het tegendeel spreekt moeten aangrijpen?
 
terug