Opgewekt en Opgestaan
Opgewekt en Opgestaan
Lichaam Om het belang van het lege graf en de opstanding te begrijpen, moet je weten dat in het Oude Testament en de toenmalige Joodse wereld (en eigenlijk nog steeds) het lichaam als wezenlijk voor de mens geldt. Een mens heeft niet een lichaam dat hij bewoont; een mens IS zijn lichaam, gemaakt uit het stof der aarde (Gen 2:7). In de bijbel is het lichaam niet iets minderwaardigs als bij de Grieken. Die beschouwen de geest als het hogere en wezenlijke, het lichaam vatten ze negatief op: als de kerker van de ziel. Bijbels gesproken echter hoort het lichaam er helemaal bij, net als de ziel of levenskracht die God eraan verleent. Een opstanding uit de doden van Jezus terwijl het lichaam nog in het graf zou liggen is naar bijbels besef ondenkbaar. Het belang van de lichamelijkheid blijkt ook uit Mc 6. Daar lezen we dat Jezus bekend werd. De mensen vragen zich af wie hij is. Sommigen menen dat hij Elia is, of een profeet of Johannes de Doper. Men stelde zich de teruggekeerde Mozes of Elia dus niet als een spookachtige verschijning voor, maar als een concreet mens van vlees en bloed. Herodes houdt Jezus voor Johannes de Doper die uit de doden zou zijn opgestaan. Het verbaast dan ook niet dat de evangelisten vertellen van een leeg graf en van verschijningen van de levende Heer. Daarmee onderstrepen ze de bijbelse opvatting van het lichaam als wezenlijk voor de mens. 'Hij is hier niet, hij is opgewekt' klinkt het eensluidend in de synoptische evangeliën (Mc 16: 6 en parr). Hij is opgestaan (Joh 21: 14). Opgewekt De meest eenvoudige betekenis van opwekken is wakker maken. In het Nieuwe Testament wordt het woord gebruikt ivm de verrijzenis van Jezus. Dan in passieve zin (met worden): Hij werd opgewekt, nl. door God. Alsof de dood slechts een slaap is. Vooral Lucas en Paulus (alleen al 16 x in 1 Kor 15) gebruiken het woord opwekken om aan te geven dat Jezus leeft. God is de Levende God (Mat. 16:16; 26:63) die doden opwekt (Rom. 4:17; 2 Kor. 1:9). Opgestaan Na het wakker gemaakt worden door een ander (passief) volgt het zelf opstaan (actief): overeind komen om te gaan staan. Dat is met slapen zo, en zo ook hier: Van Jezus wordt enkele keren gezegd dat hij uit de dood is opgestaan. (bv Joh 21: 14). Hij is de Levende (Luc 24: 5) De opstanding der doden Vaak spreekt het NT van opstanding der doden of opstanding uit de dood. Dan doelt het op een bekende Joodse voorstelling waar trouwens niet iedereen het over eens was. Farizeeën en Sadduceeën stonden op dit punt tegenover elkaar. Ook Jezus raakt in hun discussies betrokken. Hij staat op het Farizeese standpunt. (Mc 12: 18-27 en parr). Dat behelst het volgende: als iemand gestorven is, wordt hij begraven en zijn lichaam vergaat in de aarde. Zijn ziel verblijft in het dodenrijk (sjeool). Maar zo zal het niet blijven. Op het einde der tijden zullen de doden opstaan. Vrome mensen, lijdende rechtvaardigen en martelaren die stierven om hun trouw aan de Torah zullen dan het eeuwige leven beërven. Voor de anderen is er geen toekomst meer of het moest zijn een voortgezet bestaan in het dodenrijk. In Daniël 12 wordt ook wel gedacht aan een straf als vergelding voor het bedreven kwaad. De opstanding is dus een collectief gebeuren op het einde der tijden. Maar in uitzonderlijke gevallen zijn individuele mensen niet in het dodenrijk, maar in de hemel gedacht: bv Henoch, Mozes en Elia. (vgl Lazarus Luc 16: 19vv) De opstanding der doden komt voort uit de overtuiging dat God rechtvaardig is en allen die in dit leven te kort kwamen, recht zal verschaffen in een volgend leven, in het komende rijk van God. De opstanding der doden is dus een eschatologische (betreft de eindtijd) verwachting, net zoals de komst van de Messias daarbij hoort. Bij dat nieuwe leven in het rijk dat de Messias brengt, hoort uiteraard een lichamelijk bestaan, want een eeuwig voortbestaan als zielen in de hemel is naar Joods besef onbestaanbaar. Tegen deze achtergrond valt in het NT op:
Herleven is wat anders Op een aantal plaatsen vertelt de bijbel dat gestorvenen weer tot leven kwamen: het dochtertje van Jairus (Mc 5: 21vv), de jongeling van Naïn (Luc 7: 11vv), Lazarus (Joh 11), Tabitha (Hnd 9: 36vv) en Eutyches (Hnd 20:9vv). Deze berichten lijken op eerdere opstandingsverhalen in het OT: de zoon van de weduwe van Sarefat (1 Kon 17: 17vv), de zoon van de Sunamitische (2 Kon 4: 18vv) en een onbekende bij het graf van Elia (2 Kon 13: 20v). Dit waren uiteraard zeer indrukkende gebeurtenissen, een teken van Gods macht en ontferming ook voor niet-Joden (OT), een teken van Gods rijk dat in Jezus gekomen is (NT). Het is niet de opstanding der doden zoals die voor de messiaanse tijd werd verwacht. Want in al deze gevallen gaat het om een terugkeer in dit leven op deze aarde, met een gewoon lichaam, dat later alsnog moet sterven en begraven worden. Het opstandingslichaam is anders: onvergankelijk (1 Kor 15: 35-49; 2 Kor 5: 1-5) Jezus is opgestaan Dat zien we ook in de Paasberichten. De evangelisten maken duidelijk dat de Opgestane Jezus een lichaam heeft, maar toch anders dan anders. Hij verschijnt en is dan heel menselijk: spreekt, eet, drinkt, laat zich aanraken enz. Maar zijn verschijnen heeft ook iets ongrijpbaars: gesloten deuren houden hem niet buiten en na enige tijd verdwijnt hij even wonderlijk als dat hij kwam. Misschien zagen zijn discipelen hem zo al eerder: bij de verheerlijking op de berg als hij voor hun ogen verandert, in schitterend witte kleren verschijnt en zijn gelaat straalt als de zon (Mat 17: 2). Hoe dan ook, Jezus' opstandingslichaam is anders als dat van Lazarus en anderen die mochten herleven. Echt gebeurd Dat God een vrome, lijdende rechtvaardige of martelaar niet in de dood zal laten, is een bekende Joodse voorstelling. In de ogen van zijn volgelingen was Jezus ook een rechtvaardige, een martelaar. Zo konden gevoeglijk aannemen dat hij net als Mozes of Elia opgenomen is bij God. Maar zij vertellen wat anders: dat hij is opgewekt en opgestaan. Waarom doen ze dat? Om daarmee aan te geven dat Jezus bij God is opgenomen? Maar dat geloofden ze toch al. Als ze dat wilden duidelijk maken zouden ze wel van een hemelvaart verteld hebben. Maar dat doen ze niet (afgezien van Luc). Ze vertellen van een leeg graf, van verschijningen, spreken van opgewekt en opgestaan. Het moet haast wel dat ze hem echt in levende lijve hebben gezien! Betekenis Uit de verschijningen maken de discipelen op:
| ||
terug | ||