Narratieve theologie (inleiding) Narratieve theologie (inleiding)

Traditioneel
In de traditionele theologie ligt de nadruk sterk op het rationele. Dat is in heel verschillende stromingen (dialectische - Barth, ethische - Noordmans, fundamentalistische - , vrijzinnige - Kuitert, klassieke – vd Beek) de grote gemeenschappelijke deler. Daarin zoekt men kennis over God, Jezus, de Geest, de mens, de schepping enz. Geloven is in al deze theologieën iets voor waar aannemen en instemmen met. Het verstand gaat in deze theologie voorop. Uiteraard weten de theologen dat geloof niet aan het verstand ontspringt, maar in het hart leeft en theologie daarop reflectie is of zou moeten zijn. Maar eenmaal aan het reflecteren en doordenken is dat terechte uitgangspunt in de praktijk al gauw vergeten. Dat geeft veel theologie zo’n droog en rationeel karakter.

Voor de theologie is dat te betreuren, want waar gaat het nog over als het niet met de beleving en ervaring van het hart is verbonden? Schadelijker is het als het rationele in prediking, catechese en zielzorg doorwerkt. En dat doet het. Dan hoor je in een preek of pastoraal gesprek ‘maar we mogen weten…’ Daarmee spreekt de voorganger of pastor het verstand aan. Zijn publiek kan het dan begrijpen of niet, zal het er mee eens zijn of niet, of twijfelen. Maar de pastor gaat voorbij aan hart en ziel en bereikt dan ook weinig of niets.

Het rationele heeft bij velen binnen en buiten de kerk aanleiding tot een misverstand gegeven. Zij menen dat geloven betekent, dat je er bepaalde opvattingen op na houdt: over het bestaan van God, het ontstaan van de aarde en het leven, het echt gebeurd zijn van de bijbelse verhalen, de betekenis van de dood van Christus, het leven na de dood enz. Als je deze dingen voor waar houdt en ermee instemt, zou dat je tot een gelovige maken. Doe je dat niet, dan geld je als een iets-ist of een atheïst.

Dit misverstand over geloven als het voor waar houden van allerlei dingen levert ook nog eens een extra moeilijkheid op om te geloven1. Het geloof komt namelijk in concurrentie met wat we op school leren over het ontstaan van het heelal, de evolutie van het leven, wat er kan en niet kan volgens de natuurwetten en nog veel meer. In die spanning trekt het geloof aan het kortste eind: mensen kunnen naar eer en geweten niet van ruimtevaart weten en ook nog de hemelvaart van Jezus voor waar houden.

Kerken zitten echter vaak wel op de lijn van geloven = van alles voor waar houden. Ze proberen het geloof als geloofsleer in de catechese over te brengen en dat slaat bij steeds minder catechisanten aan. In de geloofsopvoeding lopen ouders tegen hetzelfde probleem op: ze bereiken niet de diepere lagen bij hun kinderen. Of ze nu orthodox, fundamentalistisch, vrijzinnig, barthiaans enz zijn.

Narratief
Heel anders gaat het toe in de narratieve theologie. Daar spelen verhalen (Lat narratio) een grote rol. En verhalen doen in de eerste plaats een beroep op de verbeelding; veel minder op het denken.

Kennis en denken doen uiteraard binnen de narratieve theologie wel mee. Zonder woorden en taal kun je niet eens een verhaal vertellen. En zonder kennis van woorden en taal kun je het verhaal niet horen en op je in laten werken. Maar de dominante rol van de ratio, het abstracte denken, is overgenomen door de creativiteit. Het verhaal spreekt de hoorder aan en vraagt om zich te verplaatsen in de spelers. De luisteraar voelt in zichzelf wat de spelers doormaken. Een voorbeeld: we kunnen op een rationele manier uitleggen wat genade is. Maar als we de gelijkenis van de verloren zoon vertellen, dan voelen we de opluchting van de jongste, de blijdschap van de vader, de ergernis van de oudste zoon. De vijfdelige serie 'Het verhaal gaat'  van Nico ter Linden vertelt op deze manier de bijbelse verhalen na.

De inbreng van verhalen die een beroep doen op de creatieve verbeelding (meeleven, aanvoelen, identificeren met) maakt narratieve theologie fundamenteel anders dan traditionele theologie. Twee uitersten, vrijzinnige en orthodoxe theologie verschillen minder van elkaar, dan narratieve theologie van deze beide.

De grote verhalen
Het is niet alleen binnen de kerken, dat het rationele aan gewicht verliest. Het is door de hele cultuur heen. Een belangrijke oorzaak daarvan is, dat de grote verhalen het niet meer doen: het vooruitgangsgeloof, het communisme, het liberalisme, het fascisme. We zijn postmodern geworden. De grote verhalen hebben afgedaan.
Eigenlijk is het vreemd om dit ‘de grote verhalen’ te noemen, want het zijn geen verhalen in eigenlijke zin: personages, gebeurtenissen en een plot ontbreken. Het zijn rationele ideeën-constructies. Maar ze kregen toch een tijdlang vat op mensen als waren het verhalen. Dwz men voelde zich aangesproken, liet zich meeslepen en verleiden tot geloof aan de beloofde gouden toekomst (vrijheid, welvaart, heilstaat) en het bijbehorende gedrag. Het werd een gedeelde ideologie maar het liep op een deceptie uit: twee wereldoorlogen, gaskamers, een derde wereld op grote achterstand, vrouwen en minderheden gediscrimineerd, de aarde geplunderd, milieu en natuur vervuild.

Tot ‘de grote verhalen’ kunnen we in Nederland ook rekenen de ideologie van de zuil waartoe je krachtens geboorte behoorde. Iemand die gereformeerd was, ging alleen daar naar de kerk, club, catechisatie, deed belijdenis, trouwde met iemand uit eigen kring, liet er zijn kinderen dopen, stuurde ze naar de christelijke lagere school, las Trouw, was lid van de NCRV, het CNV, het gereformeerde zangkoor, stemde ARP en steunde de VU. Zo was er ook een liberale, sociale, hervormde, katholieke zuil. In elk van die zuilen waren zoveel mogelijk aspecten van het leven geregeld. Om de saamhorigheid te bewaren en macht te kunnen uitoefenen, moest men het over al die dingen eens zijn, dus hetzelfde geloven, oftewel verstandelijk aannemen.

Dat is allemaal (bijna) voorbij. De vele waarheden van het eigen gelijk werden niet langer geloofd. Men vond de eigen kring benauwend, hypocriet, vrouwonvriendelijk en kinderen waren er niet veilig. Men ontdekte veel moois en goeds bij mensen uit andere kringen. De welvaart maakte mensen minder afhankelijk van de eigen kring. Radio, TV, reizen openden nieuwe werelden.

De kleine verhalen
Omdat de grote verhalen zijn weggevallen, ligt er weinig meer vast. De ruimte om naar eigen idee je leven in te vullen is in de geschiedenis van de mensheid nog nooit zo groot geweest.

Dat is niet alleen maar positief. De keerzijde is, dat ieder mens zelf moet bedenken wie hij/zij is, wat hij van zijn leven maakt en waartoe hij op aarde is.

Een antwoord is des te moeilijker, omdat de moderne mens tal van rollen speelt. Iemand is partner, vader/moeder, collega op het werk, vrijwilliger op school, voetbalsupporter, vriend/vriendin voor intimi, verkeersdeelnemer, belegger op de beurs, milieubewust, eens in de vier jaar brengt hij zijn stem uuit.  Wie ben je dan, als je rollen voortdurend wisselen? Of besta je
alleen (maar) in de interactie met anderen? Zit er wel een persoon achter al die verschillende maskers? En in je rol ben je ook veranderlijk: de ene keer voorzichtig in het verkeer, dan gehaast en soms agressief...
Trouwens volgend jaar kunnen de omstandigheden wel heel anders zijn: na een reorganisatie zonder werk, relatie op de klippen, gezondheid die het laat afweten...enz. Blijf je dan jezelf? Of hangt je identiteit af van de omstandigheden?

Dat je zelf verantwoordelijk bent voor wie je bent en wat je wilt worden, levert ook veel stress op. Als je niet gelukkig bent, kun je daar geen zuil of instelling de schuld van geven. Alleen maar jezelf: kennelijk heb je verkeerde keuzes gemaakt.


Geloof
In deze context krijgt geloof een heel andere functie dan vroeger. Toen was het je voegen in het grote verhaal van de nationale ideologie of (in Nederland) of van de zuil waartoe je behoorde. Instemmen met de overtuiging die daar heerste. Geloven als het erop nahouden van bepaalde opvattingen.
Nu moet iemand zelf bedenken wie hij is en wil / probeert te zijn, wat hij als zijn doel of bestemming kiest en dat aan zichzelf en anderen kunnen uitleggen. Is zijn leven een handvol fragmenten, evenveel als de maskers die hij draagt? Of is er een zelf, een persoon, iemand die probeert uit al die losse stukjes een geheel, een verhaal te maken? Pas als dat lukt, zal hij zin kunnen ervaren; niet als het bij losse fragmenten blijft.

In die levenslange zoektocht kan hij zich nog wel spiegelen aan de kleine verhalen van andere mensen. Precies daar ziet de narratieve theologie de ruimte voor geloof en God. Want zouden bij de kleine verhalen voor zinzoekers ook de verhalen van Abraham, Mozes, David, Elia, Jezus bij kunnen horen? Zouden die een zin-openbarende kracht kunnen hebben en laten ‘zien’ wie hij ten diepste is, en wie hij kan en mag zijn? En uit die weldadige ervaring aanmoedigen om de weg van geestelijke groei te gaan?

Conclusie
Het grote verschil met de traditionele theologie is duidelijk: daar wordt van alles beweerd over God en dat moet je geloven en dat maakt je een christen. In de narratieve theologie gaat het om de zin-openbarende kracht, anders gezegd om iets van transcendentie dat in onze benauwde, zoekende levens doorbreekt om het weer vlot te trekken en perspectief te bieden. Maw om de ervaring van God.


Deze narratieve benadering vindt steeds meer toepassing in liturgie en prediking, in het pastoraat, in catechese en geloofsopvoeding en ook in het systematisch doordenken van het geloof. Dat laatste natuurlijk niet zonder risico: zal de reflectie z'n tweede plaats blijven houden, volgend op de beleving van zin en betekenis. Of de beleving van zijn eerste plaats verstoten? Al zijn die risico's reëel, zonder reflectie komen we ook nu niet uit. Er zijn allerlei kwesties die om een antwoord vragen:
- hebben de bijbelse verhalen nog wel een speciale waarde of kunnen we ook bij andere godsdienstige tradities terecht?
- is met de grote verhalen ook het verhaal van God met de mensen verdwenen?
- bestaat God alleen in het verhaal?
- is elke ervaring van zin en betekenis een ervaring van de God van Jezus?




-----
1 Overigens is de praktijk dat (veel ?) gelovigen niet heel druk zijn met deze dingen. Het is voor hen een min of meer vanzelfsprekende achtergrond voor hun werkelijke geloof dat over heel andere dingen gaat: over goed en kwaad, over kracht en troost, over inspiratie, geborgenheid enz. Dat is wat er in hun hart leeft. Over hoe we ons God moeten denken of de ouderdom van de aarde enz. maken ze zich niet echt druk.

 

 

terug