Luc 24: 13 - 33 Luc 24: 13 - 33

Ringstructuur
Inhoudelijk vertelt de evangelist van de omslag die de leerlingen maken van niet-gelovend naar geloven. Deze omslag zie je terug in de vorm van de vertelling: teleurgesteld en verward verlaten twee leerlingen Jeruzalem (vers 13 - 16), maar door de ontmoeting met Jezus (vers17-25), zijn uitleg (vers 26) en gedrag (vers 28  - 30) keren ze terug (vers 13 - 33) naar Jeruzalem. Zie hieronder hoe mooi de heenweg en terugweg met elkaar corresponderen. Binnen vers 17 - 25 is een aparte omkering te zien, evenals in vers 28 - 30. Het keerpunt waaromheen de vertelling scharniert is vers 26 - 27 waar het thema lijden en glorie ook al een omkering vormt.
 

13 van Jeruzalem naar Emmaüs   ˅     ˄   
van Emmaüs naar Jeruzuzalem
                         
33
14 de twee in gesprek
 ˅
       

˄
 
de twee in gesprek 32
15 Jezus erbij
˅
 

˄
 
Jezus verdwijnt 31b
16 hun ogen bevangen            
˅
 
˄
hun ogen geopend 31 a
17 - 25 de onwetende verschaft inzicht
(op zich ook een omkering)

˅
 

˄
 
bij de maaltijd gedraagt de gast zich als gastheer
(nog een omkering)
28 - 30
26
  ˅  Jezus lijden en dood is een intocht in glorie   ˄
 
27


De vertelling roept weinig vragen op. We gaan in op een paar thema's.

Twee leerlingen
Het gaat om twee van de leerlingen die de groep van discipelen in Jeruzalem achterlaten. Ze gaan op weg naar Emmaüs, enkele uren lopen verwijderd van Jeruzalem. Welk dorpje daar precies mee is bedoeld, valt niet meer uit te maken. Niets wijst op een hotel of gastadres. Het heeft er meer van dat de twee hier woonden gezien het feit dat ze daar een maaltijd gebruiken en willen overnachten. Om die reden is ook wel aan een echtpaar gedacht.
Eén van de twee heet Kleopas (vers 18). Als we daar Klopas van maken, zou de ander wel eens zijn vrouw Maria kunnen zijn (Joh 19: 25). Hoe interessant ook, voor een goed begrip van het verhaal maakt dit allemaal niet uit. We moeten ons niet laten afleiden van waar het om gaat.

Het waarom van Jezus' dood
In dit gedeelte komt de vraag naar het lijden van Jezus en zijn dood aan het kruis aan de orde. Dit thema klinkt door in de verwarring en teleurstelling van de leerlingen (vers 19 - 24) gevolgd door de uitleg die Jezus geeft (vers 25 - 27). Een zelfde vraag en antwoord vinden we nogmaals in vers 35 - 43 resp. vers 44 - 47.
Die uitleg betreft het juiste verstaan van de Joodse bijbel, de TeNaCh, dwz de Wet (vers 44) (van Mozes vers 27, 44), de Profeten (vers 25, 27, 44) en Geschriften (vers 27, 32) waar de Psalmen (vers 44) bij horen.
Jezus noemt geen specifieke bijbelse teksten die zouden bewijzen waarom hij de weg van lijden en dood moest gaan. Er zijn wel enkele teksten waarvan men toentertijd vond dat die op de Messias betrekking hadden, o.a.

  • bij Mozes, de Torah of de Wet bv Deut 18: 15
  • bij de Profeten bv Jes 53 of Hos 6: 2
  • bij de Geschriften of Psalmen bv Ps 22

Maar geen enkele zegt met zoveel woorden dat de Messias de weg van lijden en dood zou gaan om verlossing te brengen. Een andere evangelist, Mattheüs, die volop zgn vervullingscitaten heeft, weet er geen enkele te vermelden bij de kruisiging van Jezus. Het is dus goed te begrijpen dat de discipelen zo'n moeite hadden met de dood van Jezus.

Men verwachtte veeleer dat de Messias met Gods hulp een einde zou maken aan de onderdrukking van de Romeinse bezetter, aan heidendom en afgoderij in het land. Door de Messias zou God in één keer afrekenen met alle vormen van tegenstand en een nieuwe wereld tot stand brengen. Zulke teksten zijn er wel, Jesaja bv spreekt in dat verband van zwaarden die omgesmeed worden tot ploegscharen (Jes 2), maar zulke teksten kunnen, zo blijkt uit het vervolg, gemakkelijk op het verkeerde been zetten. Alsof de Messias niet hoeft te lijden. Alsof God bij de verlossing door zijn Messias helemaal aan de inzet van mensen voorbij gaat.

Moeten lijden en sterven
Als de Emmaüsgangers hun hart hebben uitgestort, gaat Jezus uitleggen. Hij noemt hen onverstadigen en tragen van hart. Dat is geen compliment, maar zo legt Hij wel de vinger op de zere plek. Ze geloven in verspreide teksten, in een selectie van de bijbel die hun welgevallig is. (iedere ketter heeft zijn letter) Jezus verwijt hen dat ze niet geloven in alles (vers 25, 27) wat de profeten gezegd hebben, wat in al de Schriften (vers 27) over Hem geschreven stond (vgl 'alles' vers 44). Want zouden ze dat wel doen, dan zouden ze weten dat de Messias al dat lijden moest ondergaan om zijn glorie binnen te gaan.

Uit het 'al' en 'alles' blijkt opnieuw dat het niet om enkele verspreide teksten gaat, maar dat de strekking van de TeNaCh als geheel duidelijk maakt dat de 'Messias moest lijden' (vers 26, 44). Te denken valt aan de vele verhalen van redders als Mozes, Simson, David, Daniël, Esther die allen heel wat te verduren kregen. Hetzelfde geldt voor profeten als Jeremia, Elia en anderen. Tenslotte is er nog de profetie van Jesaja over de lijdende knecht des Heren (Jes 53).

Het woordje 'moest' in vers 26 en opnieuw in vers 44 (Gr. edei / dei) wijst op een moeten van Godswege. Het lijden van Christus is niet een onverwacht lijden, iets dat helaas gebeurde, alsof Hem de dingen uit de hand liepen. Het kon werkelijk niet anders. Deze weg heeft God gekozen voor zijn Messias. Zo en niet anders komt de verlossing tot stand. Dat is waar de TeNaCh als geheel van spreekt.

Dat het lijden en sterven van Jezus aan een kruis geschiedde, krijgt, anders dan bij Paulus, geen speciale aandacht van Luc.

Verlossing
Ipv verlossing, redding of bevrijding spreekt Jezus hier van 'in zijn glorie binnengaan'.
Dat herinnert aan Luc 9: 31 (de dagen van zijn uitgang) en Luc 9: 51 (de dagen van zijn opneming). In Lucas' christologie loopt het lijden en sterven van Jezus (zijn uitgang) uit op zijn hemelvaart (opneming). Zo wordt Hij de hemelse Koning die Zijn Geest zendt (Pinksteren) om zijn leerlingen kracht te geven voor hun taak om het evangelie bekend te maken en kerk te zijn. Dat laatste houdt in dat gelovigen Jezus navolgen in zijn trouw aan God en zijn toewending naar mensen. Christenen zijn niet ontslagen van het lijden in de wereld, maar helpen het verlichten. Zij dragen op hun beurt een beetje aan het kruis van Christus mee.

De verlossing die Jezus brengt is dan ook een heel andere dan zijn leerlingen aanvankelijk verwachtten. Geen bevrijding van de Romeinse onderdrukker, geen verlossing van de wantoestanden in het land, maar een overwinning op de macht van zonde en dood. En door zijn Geest een nieuwe verbinding met God (voor Israël en zelfs voor alle volken op aarde) die een leven in geloof, hoop en liefde mogelijk maakt.

Een aanwijzing
In dit gedeelte geeft Luc zijn lezers een belangrijke aanwijzing voor het overwinnen van vragen en twijfels bij het Paasevangelie. Het grote bezwaar toen en nu is het lijden dat mensen elkaar aandoen en ondergaan en God die dat op zijn beloop laat. Luc laat de Emmaüsgangers daar uitvoering over praten. Ze zijn ronduit teleurgesteld in God en Jezus.
Maar dan moeten zij en wij ook de bijbel open doen, niet om de teksten te vinden die zeggen dat God met zijn Messias wel even een einde zal maken aan het lijden van mensen. Maar om uit het geheel van de TeNaCh als strekking mee te krijgen dat God door zijn Messiashet lijden en de dood op zich neemt om het te overwinnen. Dat Christus is opgestaan, kan geloofservaring worden als we met elkaar over deze dingen spreken en samen ons brood delen. Dat kan bij het avondmaal, maar ook bij elke gewone tafelgemeenschap. Die mooie uitspraak van Jezus 'overal waar twee of drie in mijn naam bij elkaar verzameld zijn, daar ben ik in hun midden' (Mat 18: 20) ontbreekt met zoveel woorden in Luc, en toch ook weer niet: Luc verbeeldt die in het verhaal van de Emmaüsgangers.

 

 

terug