Koninkrijk Koninkrijk

Koninkrijk
'De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie'. (Mc 1: 15)
Het Koninkrijk Gods is hét centrale begrip in de prediking van Jezus. Zo in de weergave bij Mc en Luc. Bij Mat heet het meestal 'het Koninkrijk der hemelen' (24x), dwz 'het koninkrijk van van Hem die in de hemelen is'. Het kan ook wel 'Koninkrijk van mijn Vader' (Mat 26: 29), 'Koninkrijk' (Mat 4: 23), 'mijn Koninkrijk' (Luc 22: 30), 'uw Koninkrijk' (Luc 23: 42) genoemd worden.
Buiten de synopische evangeliën treffen we het Koninkrijk nog sporadisch aan bij Johannes, de brieven van Paulus en enkele andere geschriften. Zij vatten het evangelie in andere termen: het eeuwige leven (Joh 16x) of brengen het op de noemer van gerechtigheid, rechtvaardiging, vergeving en verzoening (Paulus).

Koningschap
Het Griekse woordje basileia dat doorgaans met koninkrijk vertaald wordt, betekent ook koningschap. Die betekenissen liggen dichtbij elkaar, maar er is verschil. Koninkrijk is een land waar een bepaalde grondwet geldt en een koning regeert. Voorbij de grenzen van dat land gelden andere wetten en heersen andere machthebbers. Een bijzondere situatie ontstaat als een buitenlandse koning het voor het zeggen krijgt. Dat was het geval in de tweede wereldoorlog, toen de Nederlandse regering naar London moest vluchten en de Duitse bezetter hier regeerde. Zolang dat duurde, was de grondwet buiten werking gesteld en golden er andere regels. De koningin moest haar koningschap elders uitoefenen en had in haar koninkrijk maar weinig invloed of macht. Het ideaal is natuurlijk als de ballingschap voorbij is en de eigen vorst zijn koningschap in zijn land (koninkrijk) kan uitoefenen..

Deze dingen moeten we bedenken als het over de Basileia van God (der hemelen) gaat. Dat is nergens en het is overal:

  • Het koninkrijk is nergens, omdat God het feitelijk (de facto) nergens voor het zeggen heeft. Andere goden (economie, politiek, media, militair enz ) oefenen hun macht uit. Mensen gehoorzamen meer hun wetten, inzichten en gewoontes dan de grondwet van Gods rijk.
  • Het koningschap is overal, omdat God op heel de aarde en ieder mens recht (de iure) heeft. Hij is immers de Schepper van hemel en aarde en van alles wat leeft.

Alle eeuwen door werd in Israël dit verschil tussen realiteit en ideaal sterk gevoeld. Om die reden droomt het OT van God die echt de facto koning wordt (Ps 47) en zijn volk redt (Ps 96 - 99), van een messiaanse koning die vrede brengt, en zelfs van een kosmische katastrophe (Jes 24, Daniël) waarna de heilstijd begint. Zo is het ook in de tijd van Jezus. De Romeinen bezetten dan het land en leggen het volk hun wil op. In die zware omstandigheden verlangt men ernaar dat God niet alleen een koningschap in de hemel uitoefent, maar zijn recht daadwerkelijk laat gelden, zijn macht doorzet en zijn Rijk opricht dat aan alle ellende een einde maakt. Maw dat Gods koningschap en koninkrijk samenvallen
De houding die daar van de kant van mensen het beste bij past, is volgens de schriftgeleerden 'het juk van de wet opnemen'. Dwz het appèl van Gods geboden verstaan en die naleven in de hoop dat God zijn Rijk op aarde feitelijk opricht. Dan lost de 'olam habba' (de komende wereld, Gods rijk) de 'olam hazzè (deze, huidige, gebroken wereld) af. Juist op dit punt laat Jezus een eigen geluid horen: hij spreekt van Gods Rijk dat gekomen is en komende is. Het is tegenwoordig en toekomstig. Het is er al, en het is er bijna.

Toekomstig (nog niet)
Het Koninkrijk van God staat voor de deur. Het is nabij gekomen. Dat laat Jezus merken in zijn uitspraken over 'die dag' (Luc 10:12), dwz de dag van het oordeel, (Mat 10: 15) en de gelijkenissen daarover (Mat 7: 24vv), de dag dat de Zoon des Mensen komt (Luc 17: 22) en het Koninkrijk aanbreekt. (Mc 14: 25).  Deze dag verwacht Jezus in de zeer nabije toekomst (Mc 1: 15, Luc 10: 9 en 11, Mat 10: 7 Naherwartung) zoals ook blijkt uit de gelijkenis van de vijgeboom (Mc 13: 28vv). Nog deze generatie zal het meemaken (Mc 9: 1) al wijst Jezus het berekenen van het tijdstip af en ook hijzelf weet niet wanneer (Mc 13: 32). Zolang het daarop wachten is, wil Jezus dat zijn volgelingen bezig zijn met wat hun is toevertrouwd. In meerdere gelijkenissen roept hij daartoe op (bv van de talenten, Mat 25: 14 - 30).

Tegenwoordig (al-reeds)
Dat Gods Rijk er in het echt is, zij het op beperkte schaal, blijkt uit de wonderen die Jezus verricht, de beloften die hij doet, de eisen die hij stelt. Dat zijn meer dan voortekenen voor een koninkrijk dat er bijna is; het zijn tekenen waarin het Koninkrijk present is. (Luc 11: 20). Tenminste voor wie het geloven wil. Dat is dan ook het antwoord op de twijfelende vraag van Johannes de Doper of Jezus wel de brenger van Gods Rijk is (Mat 11: 2 - 6).

In Luc 17: 20 zegt Jezus: 'het Koninkrijk Gods is onder u' / 'in uw midden', nl in Jezus. Hij verzamelt het nieuwe volk van God uit hoeren en tollenaren (Mat 21: 31). Zoals een zaaier zaait en een akker in bloei komt, zo is Jezus een boodschapper wiens woord de wereld vernieuwt (Mat 13: 3 - 9). Het is nog maar een klein begin van het Koninkrijk, maar het is er wel hier en nu, en het zal uitgroeien als een mosterdzaadje tot een grote boom. Dat is nog een beeld van een wereld compleet nieuw en anders dan de tegenwoordige. Het is er als een desem die het deeg doorzuurt en (nogmaals) een nieuwe werkelijkheid schept: een brood. (Mat 13: 31 - 33). Wie er mee in aanraking komt moet alles opgeven, zo zeggen de gelijkenissen van de schat in de akker en de kostbare parel (Mat 13: 44 - 46). Opnieuw: voor wie het geloven wil is in deze dingen het Koninkrijk werkelijk in deze wereld gekomen.

Toekomstig en Tegenwoordig
Met Jezus is het Koninkrijk van God in deze wereld, onder de mensen gekomen. Het Koninkrijk is niet een idee, een gedachte die je er op na moet houden. Het is een concrete werkelijkheid: zieken genezen, hongerigen worden gevoed, zondaren ontvangen vergeving. Het Koninkrijk komt niet door het houden van de wet (zo de Farizeeën) of na kosmische verschijnselen (Apokalyptici) of door een omwenteling van de maatschappelijke verhoudingen (zo opstandelingen) maar door aan te nemen wat Jezus geeft. Het Koninkrijk zet zich door overal waar mensen zich tot Jezus en zijn God bekeren.
Wanneer het in al zijn heerlijkheid voltooid zal worden is niet bekend, dat valt niet te berekenen en het is niet afhankelijk van apokalyptische gebeurtenissen volgens een kosmische kalender. De eigenlijke voltooiing vat Jezus - geïnspireerd door Jes 25 - in het beeld van een maaltijd (Mc 14:25) die nieuw zal zijn. Dat past bij Mc 12: 18 - 27 over de opstanding: die ook al een nieuwe werkelijkheid is, geen herstel van de oude (Rabbijnse opvatting), maar een nieuwe wereld waar bv mannen en vrouwen niet meer huwen (Mc 12: 18 - 27) maar als engelen zullen zijn.
Een geschikt beeld om 'al reeds' en 'nog niet' samen te denken is dat van D-Day en V-Day. De komst van Jezus is als de D-Day (6 juni 1944). De V-Day kan net als in de oorlog (5 mei 1945) nog lang op zich laten wachten, maar de voltooiing is onafwendbaar.

terug