Joh 8: 1 - 11 Joh 8: 1 - 11
Inleiding
Dit bekende verhaal staat niet in de oudste handschriften van het Johannes evangelie, en evenmin in de oudste vertalingen. De meeste nieuwtestamentici, ook behoudende als Ridderbos, houden het dan ook op een latere aanvulling. Daar hebben ze nog meer argumenten voor.*

Wat betekent dit voor de uitleg?

Als latere toevoeging staat het verhaal op zichzelf en moet het verklaard en geïnterpreteerd worden met de gegevens die het van zichzelf heeft. Die zijn er maar heel weinig. Het is onbekend wie de overspelige vrouw - en de afwezige man - waren, wat voor relatie ze hadden, hoe het tot overspel kwam enz. Zou dat door het vrolijke loofhuttenfeest (Joh 7) zijn gekomen? Dat is fantasie, de vertelling zelf hint er op geen enkele manier op.

Uitleg
De vertelling gaat uit van het historische gegeven dat Jezus dagelijks in de tempel leerde (Luc 19: 47; Mc 14: 19; Joh 18: 20) en ‘s nachts vertrok naar Bethanië of naar de Olijfberg. De eerste verzen lijken sterk op Luc 21: 37v.

Joh 7: 53 - 8: 1    Iedereen ging terug naar huis. Jezus ging naar de Olijfberg (NBV21)
Voor de uitleg kunnen we geen gebruik maken van de rest van het Joh evangelie, maar uit vers 2 kunnen we wel opmaken dat men die dag bij Jezus in de tempel was. Iedereen gaat naar huis: dat zijn mensen uit Jeruzalem en omgeving.

Joh 8: 2      En vroeg in de morgen was Hij weer in de tempel. Het hele volk kwam naar Hem toe, Hij ging zitten en gaf hun onderricht. (NBV21)
Bij het krieken van de dag is Jezus alweer in de tempel om daar les te geven aan wie ook maar van hem leren wil. Hij blijkt populair te zijn bij het volk dat massaal toestroomt om hem te horen. Jezus zit als hij les geeft, zoals toen algemeen het gebruik was. Maar voor de evangelist is het ongebruikelijk: in Joh 7: 37 staat Jezus dingen bekend te maken. Weer een trekje dat erop wijst dat de vertelling niet van de evangelist Joh afkomstig is.


Joh 8: 3     Toen brachten de schriftgeleerden en de farizeeën een vrouw bij Hem die op overspel betrapt was. Ze zetten haar in het midden en zeiden tegen Jezus: (NBV21)
Schriftgeleerden en Farizeeën zijn de tegenstanders van Jezus zoals we die van de synoptische evangeliën kennen. Bij Johannes heten de tegenstanders meestal 'de Joden' nooit schriftgeleerden, behalve hier: opnieuw een aanwijzing dat het om een invoeging gaat.
Waarschijnlijk gaat het om een getrouwde vrouw (Gr gunè), niet om een verloofd meisje (Gr parthenos) want de tekst heeft het over een gunè en over echtbreuk. Aan de voorgestelde straf kun je niet zien of het om een getrouwde of verloofde vrouw gaat: beiden zouden volgens de wet gestenigd moeten worden. Later zou het Rabbijnse Jodendom daar wel onderscheid in maken.

Onduidelijk is of ze de vrouw meenemen 

  • om haar te berechten,
  • of dat dat al gebeurd is en ze onderweg zijn naar de plek om haar te stenigen,
  • of dat ze haar willen lynchen zonder dat er een rechtszaak plaatsvindt (zoals bij Stephanus, Hnd 6 – 8)

Hoe de vrouw heet, of het waar is, hoe ze er aan toe is, het wordt niet verteld. Er wordt met haar gedaan. Ze is een object, een geval. Ze wordt in het midden gezet als een interessante casus: iedereen mag over haar meepraten. Alleen Jezus zal haar straks wat vragen en het woord geven. Hij is de enige die echt om haar geeft.

Joh 8: 4v      ‘Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt toen ze overspel pleegde. Mozes draagt ons in de wet op zulke vrouwen te stenigen. Wat vindt U daarvan?’ (NBV21)
Nu horen we de beschuldiging: overspel, op heterdaad betrapt. Er is geen twijfel mogelijk. Tenminste als we er van uit gaan dat er minstens twee getuigen van het overspel zijn die de beschuldiging ondersteunen.
Voor de beschuldigers is de sanctie duidelijk: in de wet van Mozes staat dood door steniging, van man en vrouw: Lev 20: 10 Wie overspel pleegt met een getrouwde vrouw, een vrouw die een ander toebehoort, moet ter dood gebracht worden. Beide echtbrekers moeten worden gedood. (ook Deut 22: 22vv).
De orthodoxe rechtlijnigheid is huiveringwekkend meedogenloos. En ook discriminerend en vrouwvijandig want ondanks het heterdaad is alleen de vrouw opgepakt, van de man (nemen we aan) horen we niets.

Haar beschuldigers spreken Jezus terecht met Meester aan, want hij is op dat moment lerende in de tempel. Ze herinneren hem aan de wet van Mozes en vragen: ‘wat zegt Gij?’ Hun motieven zijn echter niet zuiver blijkt uit het volgende vers. Ze willen niet van hem leren.

Stenigen ging als volgt in zijn werk: men duwde de veroordeelde achterover van een hoogte, vervolgens lieten als eerste de getuigen zware stenen op hem of haar vallen, daarna de andere aanwezigen.
De beschuldigers lijken dat met de vrouw van plan te zijn. Maar behalve deze officiële methode volgend op een veroordeling door een rechtbank, kwam ook de spontane steniging voor als de volkswoede ontvlamde. Dat kan hier ook het geval zijn geweest. De inwoners van Nazareth willen Jezus van de steilte in de afgrond gooien (Luc 4: 29). Op andere momenten willen ze hem met stenen bekogelen (bv Joh 8: 59)

Joh 8: 6a       Dit zeiden ze om Hem op de proef te stellen, om te zien of ze Hem konden aanklagen. (NBV21)
De beschuldigers zijn er niet op uit de vrouw van haar vreselijke lot te redden. Ze grijpen de gelegenheid aan om Jezus iets verkeerds te laten zeggen, iets dat ingaat tegen Mozes, die als de belangrijkste wetgever geldt. Ze zijn op zoek naar iets om Jezus aan te klagen. Is hij een vriend van Mozes of de vriend van zondaren?
Zo vijandig en vooringenomen is de religieuze elite. Ze willen van Jezus af. Omdat hij in hun ogen een gevaarlijke ketter is? Of omdat hij zo populair bij het volk is? Om allebei.
Tot een discussie of strijdgesprek komt het echter niet:


Joh 8: 6b     Jezus bukte zich en schreef met zijn vinger op de grond. (NBV21)
Waarom doet Jezus dat? Wat schreeft hij? De belangrijkste van de vele verklaringen:

  • Het gaat niet om bepaalde woorden, het is een symbolische handeling die aan Jer 17: 13 herinnert. Daar zegt de profeet “HEER, bron van Israëls hoop, ... wie van U weggaan, zullen in het stof worden geschreven, ….” Dwz vertrapt, uitgewist, weggedaan worden.
    Maar zouden de aanwezigen (cq de lezers) deze symboliek begrepen hebben? En zo ja, wat moeten ze er dan uit opmaken? Dat de vrouw inderdaad de doodstraf verdient? Of moeten ze er een waarschuwing in horen die tot hen en iedereen is gericht, want wie is er nu geen zondaar? Inhoudelijk past dat wel goed bij wat er volgt.
  • Doet Jezus als de Romeinse rechters die eerst het oordeel opschrijven en dan uitspreken? Het lijkt onwaarschijnlijk dat Jezus van hen iets zou willen overnemen, laat staan deze gewoonte.
  • Neemt Jezus even de tijd om rustig na te denken? Is zijn schrijven te vergelijken met wat wij wel eens doen: met de vingers trommelen op tafel? Dat zou kunnen, maar omdat hij het even later weer doet, lijkt het toch om een symbolische handeling te gaan. De eerste verklaring heeft de voorkeur.

Terzijde: het speelt zich af op het tempelplein, dat is verhard terrein: enorme stenen blokken. Van schrijven in de aarde of in het zand kan geen sprake zijn geweest. Maar een laagje stof lag er wel. Te weinig om een boodschap in woorden te schrijven, maar wel genoeg om aan Jer 17 te herinneren.

Joh 8: 7v      Toen ze bleven aandringen, richtte Hij zich op en zei: ‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.’ Hij bukte zich weer en schreef op de grond. (NBV21)
De beschuldigers blijven om een antwoord vragen. Ze hebben niet door dat Jezus hun dat al gegeven heeft in de symbolische handeling. De schriftgeleerden blijken niet zo goed thuis te zijn in de bijbel...
Het was de bedoeling dat zij uit Jezus' schrijven zouden opmaken dat zij (en ieder mens) God verlaten hebben en verdienen in het stof geschreven te worden. Omdat ze de symboliek niet zien, probeert Jezus hun dat op een andere manier duidelijk te maken. Hij zegt het hun haast voor met ‘wie van u zonder zonde is, werpe de eerste steen’. Daarna herhaalt hij de symbolische handeling en maakt nogmaals duidelijk: Gód schrijft de zondaars in het stof. Hij is het die oordeelt, niet de beschuldigers of wie dan ook.

Jezus gaat hier over Mozes heen. In de wet stond dat de eerste steen door de getuigen gegooid moest worden (Deut 13: 10 en 17: 7). Dat spreekt hij niet tegen, maar scherpt het wel aan: dat mogen alleen degenen doen die zonder zonde zijn. En dat is niemand.

Hoe goed past dat bij Jezus’ uitspraak ‘Oordeel niet (over een ander) opdat je niet (door God) geoordeeld wordt (Mat 7:1)
Later zou Paulus die opvatting uitwerken in Rom 1 en 2 en schrijven dat waar je een ander van beschuldigt, vaak dingen zijn die je zelf ook doet (Rom 2: 1 en 22)

Joh 8: 9     Toen ze dat hoorden gingen ze weg, een voor een, de oudsten het eerst, en ze lieten Hem alleen, met de vrouw die in het midden stond. (NBV21)
De
beschuldigers beseffen dat Jezus gelijk heeft. Eén voor een verlaten ze het toneel, de oudsten het eerst: zij weten het beste van zonde in hun lange leven. Waar zouden zij het recht vandaan moeten halen om een andere zondaar ter dood te brengen?

Het volk (vers 2) blijft, anders kon de vrouw niet in het midden staan. Het volk hoort hoe deze geschiedenis eindigt en zal het er nog vaak over hebben en er voor zorgen dat het aan het evangelie werd toegevoegd. Maar een rol in het verhaal hebben ze niet. Wel Jezus en de vrouw. Naar een woord van Augustinus: zij misere - ellende: zondares, beschuldigd, veroordeeld, bijna gedood. Hij: misericordia – barmhartigheid. Hij de enige zonder zonde. De enige met het recht de eerste steen te werpen. Maar Hij doet het niet. Hij wil niet oordelen maar de barmhartigheid van God overbrengen.

Om die liefde en genade haar en zoveel anderen bewezen, werd hij misere (ellende): beschuldigd, veroordeeld, gedood, begraven.
Hij kreeg wat wij eigenlijk moesten hebben naar de wet gerekend. Wij kregen wat Hij verdiende: misericordia (barmhartigheid): vrijspraak, leven, toekomst.

Joh 8: 10 Jezus richtte zich op en vroeg haar: ‘Waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?’ (NBV21)
Voor het eerst wordt de vrouw aangesproken. Opvallend is dat Jezus niet vraagt wat er gebeurd is, of de beschuldigingen kloppen, of dat ze iets ter verontschuldiging heeft te zeggen. Hij vraagt enkel waar de beschuldigers zijn: heeft niemand u veroordeeld? Dat is niet ironisch bedoeld, maar om haar aan het woord te laten komen.

Joh 8: 11 ‘Niemand, Heer,’ zei ze. ‘Ik veroordeel u ook niet,’ zei Jezus. ‘Ga naar huis en zondig vanaf nu niet meer.’ (NBV21)
Haar antwoord is kort en zakelijk, vast is ze opgelucht geweest, maar aan hoe ze Jezus aanspreekt – Heer (Gr. kurië) blijkt wel dat ze diep onder de indruk is van de wijsheid waarmee hij de beschuldigers het zwijgen oplegde en beschaamd deed afdruipen.
Ze beseft dat het laatste woord aan Hem is. Wat zal hij zeggen? Dat blijkt vrijspraak te zijn. Ze mag gaan ('naar huis' staat er niet in het Grieks)
Ik veroordeel u niet. Daarmee zegt Jezus niet dat er niets aan de hand was. Overspel is fout en blijft zonde heten, iets dat zij voortaan niet meer moet doen. Jezus is heel radicaal over overspel en relaties. (Bergrede)
Met groot gezag, alsof hij God zelf is en vol van Zijn barmhartigheid, zo spreekt Jezus haar vrij en wijst haar de weg.
Hij is niet gekomen om te oordelen, maar om te redden (Joh 3: 16).
Wat past deze deze aanvulling goed in het Johannes evangelie!

 

* Nog meer argumenten die op een invoeging wijzen

  1. Joh 8:12 sluit niet goed aan op 8:11, maar wel op 7: 52 Ze (Farizeeën) zeiden tegen hem: ‘Kom jij soms ook uit Galilea? Kijk het maar na, dan zul je zien dat er uit Galilea geen profeet kan komen.’ Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: ‘Ik ben het licht voor de wereld. Wie Mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.’ (NBV21)
  2. als latere invoeging is ook te verklaren dat er oude handschriften zijn die deze vertelling op een andere plek hebben ingevoegd, bv na Joh 7: 36 of na 7: 44 of na 21: 25. Er is zelfs een variant die het in Luc invoegde, nl na 21: 37-38, dat sterk lijkt op de beginverzen Joh 7: 53 - 8: 1.
  3. het woordgebruik dat anders is dan we van Johannes gewend zijn, vbn: Olijfberg, Schriftgeleerden, zittend lesgeven alleen hier bij Johannes.
  4. de stijl van Johannes: weinig voorvallen en lange gesprekken vinden we hier niet terug.
  5. inhoudelijk: Jezus als ‘vriend van zondaren’ past meer in de synoptsche evangeliën, minder in Joh.

Theoretisch is ook denkbaar dat dit gedeelte wel in het originele evangelie naar Johannes stond, maar expres is weggelaten door de eerste copiïsten van het evangelie Op die lijn zit Augustinus, die het verhaal kent uit Latijnse vertalingen. Hij denkt dat de Griekse overschrijvers het weglieten omdat ze bang waren dat vrouwen er hun ontrouw mee zouden verdedigen...Maar het verhaal keurt op geen enkele manier overspel goed; het ‘zondig niet meer’ maakt duidelijk dat het zonde is en blijft. Augustinus’ verklaring weegt ook al niet op tegen bovenstaande argumenten 1 t/m 5. Bovendien is niet in te zien waarom de weglaters de eerste verzen van dit gedeelte (7: 53 – 8: 3) zouden schrappen. Kortom: een weglating is niet aannemelijk.

Uit de overleveringsgeschiedenis
Het gaat om een oude vertelling die qua inhoud goed bij Jezus, de tempel en het conflict met de Farizeeën past. De vertelling is eerst lange tijd mondeling overgeleverd, mogelijk in christelijke kringen die het evangelie van Lucas hadden. Lucaanse invloed blijkt uit allerlei details zoals de Olijfberg.
Mogelijk vormde de kern de korte maar krachtige uitspraak (apophthegma) van Jezus in vers 11 ‘ga heen, zondig niet meer’. Een woord dat de jonge kerk leerde hoe ze met zondaren moest omgaan. Het blijft echter een raadsel waarom dit verhaal niet direct al in de evangeliën werd opgenomen.
De eerste die het over ‘de overspelige vrouw’ heeft is ene Papias (+/- 130 nC), tenminste als Eusebius (kerkvader en historicus 200 jaar later) die dat meldt, goed is geïnformeerd. Papias zou dit verhaal kennen uit het zgn Evangelie der Hebreeën dat helaas verloren is gegaan.

Het oudste handschrift dat dit verhaal heeft als onderdeel van het Johannes evangelie is de zgn Codex Bezae uit +/- 500 nC. Waarom ‘de toevoegers’ het verhaal op deze plaats hebben opgenomen is niet duidelijk. Het verband met het voorgaande en volgende is losjes en ‘op de klank af’. Mogelijk vonden ze het goed passen bij de discussies van Jezus en de Farizeeën. Dat het in de tempel speelt zal voor de invoeger een reden zijn geweest om de vertelling hier in te lassen: Het voorgaande hoofdstuk  speelt ook in de tempel. Het 'oordelen' in onze vertelling sluit bovendien goed aan bij het oordelen even verderop (Joh 8: 15).
Moderne bijbelvertalingen zetten dit gedeelte tussen vierkante haken en maken zo de lezers duidelijk dat het een latere invoeging betreft. Welk gezag of gewicht dit gedeelte in de kerk moet hebben is onder theologen voorwerp van discussie, maar niet onder de kerkgangers. Zij vinden dit veelal een mooi verhaal waarin het evangelie goed doorklinkt. In de RK traditie hoort dit gedeelte er zonder meer bij omdat het nu eenmaal in de Vulgata staat (de Latijnse vertaling van de bijbel van Hiëronymus, +/- 400) en die is kanoniek sinds het concilie van Trente, 1546)


** In geval van niet-heterdaad, maar van geruchten, vermoedens en jaloezie gelden andere regels: Num 5.
 

terug