Hnd 9: 1 - 19a Hnd 9: 1 - 19a
Inleiding
In Hnd 9 vertelt Lucas hoe een vervolger van de eerste christenen de grootste verkondiger van Christus werd. De NBG van 1951 heeft boven dit gedeelte staan ‘de bekering van Saulus’. Het woord bekering is in dit geval echter minder gelukkig gekozen. Zie hier. De NBV21 heeft het kopje dan ook vervangen door ‘Saulus geroepen’.

Het is een flink hoofdstuk dat als volgt is opgebouwd.
  • 1 – 9: De overrompelende gebeurtenis bij Damascus.
  • 10 – 19a : Annanias en Saulus
  • 19b - 31: Saulus' eerste zendingswerk
Na de steniging van Stefanus (Hnd 7: 54- 60) en de vervolgingen die daarop uitbreken (Hnd 8: 1 - 3) valt de christelijke gemeenschap in Jeruzalem uit elkaar. Behalve de apostelen en vluchten ze 'allemaal' weg. Met allemaal zijn waarschijnlijk de diaspora joden bedoeld die tot geloof waren gekomen, de zgn helllenisten, waartoe Stefanus ook behoorde. Deze dachten nog weer ruimer en vrijer over het christelijk geloof dan Petrus en de andere joodse-christen.
Sommige van de Hellenisten zijn naar Damascus gevlucht. De plaats ligt op een zes dagreizen afstand ten Noord Oosten van Israël en is tegenwoordig de hoofdstad van Syrië.


Hnd 9: 1 - 2
Intussen bedreigde Saulus de leerlingen van de Heer nog steeds met de dood. Hij ging naar de hogepriester 2 met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem. (NBV21).
Saulus wordt afgeschilderd als een hond die één keer (Stefanus) bloed heeft geproefd en nu niet meer te houden is (W. Lüthi). Bij Joh vinden we deze uitspraak van Jezus ...en er komt zelfs een tijd dat iedereen die jullie doodt, meent daarmee God te dienen (Joh 16: 2 NBV21). Zo dacht Saulus er inderdaad over. Wat Saulus met de Hellenisten wil doen, dat overkomt hem later zelf. Hnd 27 wordt Paulus als gevangene naar die andere hoofdstad afgevoerd: Rome.

Aan alles is te zien dat het om een religieus geschil gaat:
  • de aanbevelingsbrieven komen van de hogepriester, niet van de Romeinse overheid. Het idee is dat Saulus deze brieven in de synagoge overlegt en daarmee het bestuur zo ver krijgt, dat de Jezus-aanhangers worden gearresteerd en meegevoerd naar Jeruzalem. De plaats waar niet veel eerder Stefanus was verhoord en vervolgens ter dood gebracht wegens de dingen die hij (Hnd 7) had gezegd.
  • Het betreft een intern Joodse kwestie. De volgelingen van Jezus staan (nog) niet als kerk als een andere godsdienst buiten en tegenover de synagoge1
  • De volgelingen van Jezus heten nog niet christenenen (Hnd 11) maar aanhangers van de Weg, dwz ze hielden er een andere levenswandel (Hebr halacha) op na: veel vrijer tov de wet (Torah). Dat hadden ze van Jezus. Hem zagen ze als de beloofde messias.
Hnd 9: 3 - 6
Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door een licht uit de hemel. 4 Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’ 5 Hij vroeg: ‘Wie bent U, Heer?’ Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt. 6 Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.’ (NBV21)
Opeens is er een hemels licht: hier komt iets van God naar voren. Het licht omstraalt Saulus zoals de spotlights op de toneelspelers valt, maar het publiek in het donker laat. De medereizigers zien er niets van. (anders Hnd 22 en evt 26).

Saulus valt op de grond. Dat is wat anders dan neerbuigen uit eerbied. Het licht brengt hem ten val. Later zou Paulus schrijven over de aanstoot en ergernis die Christus is voor wie niet in hem geloven, Joden en niet-Joden (1 Kor 1: 18 - 25). We hoeven niet aan stijgerende paarden te denken die Saulus uit het zadel gooien, zoals op de schilderijen van Caravaggio en anderen. Niets wijst erop dat Saulus niet te voet ging, net als zijn medereizigers.

Een stem klinkt en spreekt Saulus bij zijn naam aan. Zijn handlangers (vers 7) wordt niets gevraagd. Het gaat om Saulus zijnde de aanvoerder van dit gezelschap. ‘Waarom vervolg je Mij? Dat is ergens een overbodige vraag, want de stem weet wel waarom Saulus dat doet. Het is een vraag die niet om een antwoord vraagt, maar Saulus aan het denken wil zetten.

Saulus meent dat hij de joodse christenen vervolgt; niet Jezus. Maar de stem maakt duidelijk dat je die twee niet uit elkaar kunt halen. Jezus leeft in zijn volgelingen. Wie hen vervolgt, vervolgt Jezus. Hij is het hoofd, de gemeente zijn lichaam.
Saulus is verbijsterd en vraagt zich op zijn beurt af, van wie de stem is. Hij had het uit het Mij (vers 4) al kunnen weten, maar nu (vers 5) zegt de stem het ook met zoveel woorden.
Daarna volgt verrassend genoeg geen bestraffing, maar een opdracht. Jezus zal hem in dienst nemen.

Saulus is nu tot in het diepst van zijn wezen er van doordrongen dat hij zich totaal vergist heeft in zijn opvattingen over Jezus en de mensen van de Weg. Drie dagen is hij blind (vers 8v). Zolang zal hij als verdoofd in de duisternis verkeren.
Het is een sterven dat op een opstanding zal uitlopen als Annanias bij hem komt. Dan herziet Saulus zijn leven. Hij verkoopt ahw al wat hij heeft om die verborgen schat te kunnen krijgen (Mat 13: 44vv)2

Hnd 9: 7
De mannen die met Saulus meereisden, stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand. (NBV21)
Waar Saulus op de grond valt, blijven zij op de been. Voor hun is het minder diepgaand, minder indrukwekkend. Zij horen alleen een stem, maar zien geen spreker. Daarover zijn ze sprakeloos (Gr eneos) en niet over de woorden die de stem spreekt. De Heer zal hen niet in dienst nemen. Hij wil Saulus gebruiken, de rabbijn die zo enorm thuis is in de TeNaCh, zo blijkt uit zijn brieven. In Hnd 22: 9 zien de knechten alleen een licht en horen geen stem. In Hnd 26: 13 is het nog weer anders: allen zien het licht, allen vallen en alleen Saulus hoort een stem.

Hnd 9: 8 - 9
Saulus kwam overeind, en hoewel hij zijn ogen open had, kon hij niets zien. Zijn metgezellen pakten hem bij de hand en brachten hem naar Damascus. 9 Drie dagen lang bleef hij blind en at en dronk hij niet. (NBV21)
Saulus is zozeer van zijn stuk, dat hij drie dagen lang niets meer ziet. Zolang vast hij ook bij wijze van bezinning en boetedoening.
Drie dagen, dat is een beslissende periode. Als het dan niet meer anders wordt, blijft het zo. Ten derde dage breekt straks het licht door: als Annanias bij hem komt (vers 17).
Als Saulus dan tot geloof komt en gedoopt wordt, staat hij op hetzelfde niveau als de 12 apostelen: hij heeft een ontmoeting met de gekruisigde en opgestane Heer gehad. 1 Kor 9: 1 schrijft hij: Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik niet Jezus, onze Heer, gezien? (NBV21)



Gespreksvragen bij Hnd 9: 1 - 9
* Wat is de reden dat Saulus zo fanatiek is dat hij de Joodse christenen vervolgt?
* Ken je zelf christenen die vervolgd worden vanwege hun geloof?
* Hoe belangrijk vind je een overheid die alle godsdiensten de ruimte geeft?
* Wat vind je van de naam “mensen van de weg” Wat klinkt daar in door? Ben je zelf ook in beweging? Zou je jezelf ook een volgeling van Jezus willen noemen?
* Welke dingen hoef je niet meer voor je geloof te doen, en welke zijn volgens jou verplicht voor christenen?
* Een stem, een licht. Zou Saulus last hebben gehad van droogte? Of van epilepsie? Van schuldgevoelens? Of zou het echt om een visioen gaan? Of om een symbolisch verhaal: niet echt gebeurd, maar wel waar? Maakt het veel uit?
* Wat is jouw verklaring voor de verschillen tussen Hnd 9, Hnd 22 en Hnd 26. Maken zulke verschillen de bijbel minder betrouwbaar?
* Welk van de schilderijen spreekt je het meest aan? Waarom?



---------------
1 Hun opvattingen zijn weliswaar omstreden, maar verschil van mening en discussie hoort er in de Joodse godsdienst gewoon bij. Een bonte verzameling standpunten en discussies zijn bewaard in de Talmoed, dat nog altijd een van de voornaamste leerboeken voor de Joodse rabbijnen is.
2
Een interessante variant is de toevoeging die sommige handschriften hebben in Hnd 9: 5v En de Heer zeide: Ik ben Jezus, dien gij vervolgt. Het zal u hard vallen tegen den prikkel achteruit te slaan. En hij zeide, al bevende en zeer beangst zijnde: Heer, wat wilt Gij dat ik doen zal? En de Heer zeide tot hem: Sta op en ga in de stad; daar zal men u zeggen wat gij doen moet. De Lutherse Vertaling (1994) heeft die wel opgenomen evenals de StatenVertaling. Met de prikkel is een ossenprik bedoeld: een houten stok, soms voorzien van een metalen punt in gebruik om een os of ander dier aan te sporen een ploeg te trekken. Jezus waarschuwt Saulus dus om zich niet tegen hem te verzetten. Omdat de belangrijkste handschriften de onderstreepte woorden niet hebben, beschouwt men die niet als origineel maar als een latere aanvulling. Waarschijnlijk om Hnd 9 meer in overeenstemming te brengen met Hnd 26: 14. Zou het kunnen dat 'de prikkel' de schilders via het idee 'sporen' op paarden brachten?
 
terug