Hnd 16: 11 - 15 Hnd 16: 11 - 15

Context
In het voorgaande is verteld dat Paulus, bezig met zijn tweede grote zendingsreis, een visioen krijgt. Daarin ziet hij een man die hem duidelijk maakt, dat hij naar Macedonië - aan de overkant van de zee - moet.
Paulus aarzelt geen moment. Met Silas en Timotheüs vaart hij van Troas in Klein Azïe (nu Turkije) via het eiland Samotrake naar Neapolis (nu Kavalla) en reist dan over land, te voet naar Philippi in Macedonië (nu Griekenland). Zo komt het evangelie voor het eerst in Europa. Opmerkelijk is, dat in de volgende verzen alleen sprake is van Paulus en Silas, over Timotheüs horen we niets. Is hij al eerder ergens achter gebleven?

Hnd 16: 11v
We gingen in Troas aan boord van een schip en zetten rechtstreeks koers naar Samotrake; de dag daarop voeren we verder naar Neapolis. Van daar reisden we naar Filippi, een belangrijke stad in dat deel van Macedonië. In deze stad, die volgens Romeins recht wordt bestuurd, bleven we enkele dagen. (NBV21).
Dit gedeelte is opeens in de wij-vorm geschreven1. Het zou er op kunnen wijzen, dat in Troas zich een vierde man bij hen heeft gevoegd. Mogelijk Lucas, de scheepsarts en helper van Paulus (Kol 4: 14, Film 24 en 2 Tim 4: 11).
Het is de gebruikelijke route die Paulus gaat: zoveel mogelijk over zee, dat is het snelst en relatief veilig.
Filippi wordt omschreven als een belangrijke stad. In het verleden had de stad van Antonius en Octavianus (de latere keizer Augustus) belangrijke voorrechten gekregen, waaronder Romeins bestuur en rechtspraak. Paulus - iemand met Romeins burgerrecht - en Silas doen er straks (16: 17vv) echter geen goede ervaringen aan op.
Hier vestigden zich vele veteranen evenals boeren uit Italië. Alle religies, ook de Joodse en de keizercultus waren er vertegenwoordigd. De antieke cultuur is over het algemeen verdraagzaam: het kon allemaal naast elkaar bestaan. De stad ligt aan een belangrijke handelsweg, de Via Egnatia, die door het Noorden van Griekenland loopt en de Adriatische Zee met de Zwarte Zee verbindt.

Hnd 16: 13
Op sabbat gingen we de stadspoort uit in de richting van de rivier, naar de plaats waar gewoonlijk werd gebeden. We gingen zitten en spraken de vrouwen toe die daar bijeen waren gekomen. (NBV21)
Paulus brengt het evangelie altijd eerst naar zijn Joodse volksgenoten, pas in tweede instantie biedt hij het ook de mensen uit andere volken aan. Dat wil hij ook in Filippi. Een synagoge in de stad vinden ze niet, daarom gaan ze bij de rivier kijken. Eveneens een plek waar nogal eens een synagoge wordt gebouwd, vanwege het stromende water en de rituele wassingen die daar mogelijk zijn.
Maar of Paulus daar een synagoge aantreft? De schrijver noemt het een gebedsplaats aan de rivier (de Krenides). Waren er niet tien Joodse mannen in Filippi, het minimumaantal voor een synagoge?
Het lijkt erop dat er bij de gebedsplaats alleen vrouwen zijn, geen mannen.2

Hnd 16: 14 Een van onze toehoorsters was een vrouw uit Tyatira die in purperstoffen handelde; ze heette Lydia en vereerde God. De Heer opende haar hart voor de woorden van Paulus. (NBV21)
De enige vrouw van wie we meer horen heet Lydia. Ze is geen Jodin, maar ‘iemand die God vereert’. (Gr seboumenè ton theon) Dat is de standaard aanduiding voor iemand van niet-Joodse afkomst, die onder de indruk was van de Joodse religie. Die was voor veel mensen met een niet-Joodse achtergrond aantrekkelijk vanwege de hoge zedelijke standaard, het monotheïsme, de respectabele, oude tradities en de beroemde tempel in Jeruzalem. Heel anders dan de gebruikelijke vormen van godsdienstigheid destijds. Wie dit een aantrekkelijk alternatief vonden, gingen ertoe over om de ene God van het Joodse volk te vereren.3

De naam Lydia betekent: afkomstig uit Lydië4, dat is het Westen van klein Azië, de streek waar Tyatira, maar ook Troje, Smyrna, Sardis en Efese liggen.
Tyatira is een stadje in klein Azie, ook genoemd als één van de zeven steden in het veel latere boek van de Opb van Joh. In de tijd van Paulus is de plaats bekend om vele vormen van textielnijverheid en handel. Het is zeer waarschijnlijk dat Lydia door haar lucratieve handel in purperstoffen een rijke vrouw is. Ze heeft een huis, groot genoeg om straks de gemeenteleden te ontvangen (16: 40).

Lydia komt tot geloof. De schrijver maakt duidelijk hoe dat in zijn werk ging: Paulus spreekt, de Heer opent haar hart. Dat iemand tot geloof komt, kan Paulus niet afdwingen of forceren. Hij kan alleen het evangelie brengen en doet dat uiteraard zo goed mogelijk. Maar of het overkomt, is niet aan hem, maar aan God. Paulus zaait of plant, de wasdom is aan God (1 Kor 3: 6v)
En natuurlijk heeft Lydia ook een aandeel. Geloof vraagt instemming. Het is overgave aan iets waar je geen nee meer op kunt zeggen. Dat heeft alles te maken met de bodem van je hart. Als dat geen goede bodem voor het zaad van het evangelie is, zal het niet opkomen en vrucht dragen (Mc 4).
Bij Lydia valt het wel in goede aarde. Kon ze geen vervulling vinden in het succes van haar bedrijf, haar mooie huis? Haar geld? Voelde ze zich eenzaam als buitenlandse vrouw in Filippi en zocht ze een nieuwe kring van mensen om bij te horen? Was ze  teleurgesteld in de vele goden van het polytheïsme? Of sprak het evangelie haar aan omdat het bevrijdt van schuld en schaamte? Van angst voor de dood? We kunnen er alleen maar naar raden. Het enige wat vast staat, is dat ze als godvrezende vrouw al op de goede weg was en nu helemaal met het Joodse geloof (in de christelijke variant) gaat meedoen.

Hnd 16: 15
Nadat zij en haar huisgenoten waren gedoopt, nodigde ze ons uit met de woorden: ‘Als u ervan overtuigd bent dat ik in de Heer geloof, neem dan bij mij uw intrek.’ Ze drong er bij ons sterk op aan.(NBV21)
Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, deelt de schrijver mee dat Lydia gedoopt werd. Er is niet veel belijdeniscatechese en onderzoek meer nodig.
Ook haar huisgenoten worden gedoopt. Waarschijnlijk zijn dat haar medewerkers of slaven in huis en bedrijf. Dat lezen we vaker: Hnd 16: 33; Hnd 18: 8; 1 Kor 1: 16.
Waar het om gaat is dat de man of vrouw die het hoofd is van het gezin, voor het evangelie kiest. Allen die bij hem of haar horen, raken betrokken bij die wending van heidendom naar christendom. Zij allen mogen delen in de rechten en plichten van het geloof. Vgl 1 Kor 7: 12vv waar Paulus schrijft dat wie gelooft, niet hoeft te scheiden van de ongelovige partner. De ongelovige man of vrouw geldt als rein en hoort bij God, door de gelovige vrouw of man.
We moeten deze dingen niet beoordelen vanuit onze individualistisch mensbeeld. In bijbelse tijden maakte de mens veel meer deel uit van het grotere verband: gezin, dorp/stad en volk.4

Lydia nodigt Paulus en de zijnen uit om tijdelijk in haar huis te verblijven. Door haar gastvrijheid wil ze laten zien dat ze serieus is in het geloof. En als Paulus van haar aanbod gebruik maakt, geeft hij aan, dat hij haar ook zo ziet: een volwaardige zuster in Christus. Dat betekent veel voor haar. Daarom dringt ze zo aan.
Het evangelie valt in goede aarde. Hnd 16: 40 lezen we dat Paulus en Silas bij hun vertrek uit Filippi Lydia en de gelovigen bij haar in huis groeten. Later zou Paulus een belangrijke brief aan deze gemeente sturen (Filp).

(een preek over dit gedeelte vind je hier)
-------
1 Maar even plotseling als deze vierde erbij komt, verdwijnt hij ook weer uit het verhaal (vanaf 16: 18vv) om later (op de terugweg van de derde zendingsreis) weer mee te doen (20: 5 – 15) van Filippi naar Troas, en 21: 1 – 18 (van Tyrus naar Jeruzalem). Dan weer een tijdlang uit beeld te zijn en tenslotte met Paulus mee te reizen (Hnd 27: 1 – 28: 16) van Caesarea naar Rome.
2 In het visioen had Paulus een man gezien, nu treft hij enkel vrouwen. De schrijver ziet hier geen probleem. De man symboliseert de bevolking van Europa, zowel vrouwen als mannen. Na Lydia zal Hnd vertellen van de bewaker van de gevangenisin Filippi.
3 Een God-vrezende gold nog niet als echt Joods. Om er echt bij te horen moest een man zich laten besnijden. Dan heette hij voortaan ‘proseliet’ (Gr = erbij gekomen).
4 Betekenis onbekend, Lydus heette de mythische koning naar wie dit koninkrijk werd genoemd.
5 Bij de kinderdoop gaat het niet om de eenmalige overgang naar het christelijk geloof van het hoofd van het gezin. De kinderdoop vindt plaats iedere keer als er een kind geboren is. Dat kan op basis van deze tekst niet goed- of afgekeurd worden.
 

terug