God - Etymologie God - Etymologie
Waar komt het woordje God vandaan? (etymologie)

Guda
Vanuit Scandinavië en Denemarken verspreidden Germaanse volken zich vanaf 750 vC over grote delen van West Europa. In Nederland vestigden zich Franken, Friezen en Saksen. Zij vereerden vele goden die zij
  • Asen noemden - de hemelgoden oa Wodan, Donar, Balder,
  • Asinen - de hemelgodinnen oa Frigg
  • en Wanen - de aardgoden oa Freya.
De woordjes Asen en Asinen gaan terug op een stam die 'adem' betekent: deze goden gelden als leven gevende krachten. De etymologie van Wanen heb ik nog niet kunnen achterhalen.
Deze Germaanse volken hadden ook een woordje ‘guda’, dat volgens de etymologen komt van een stam die aanroepen betekent. Dan is guda ‘ hij die wordt aangeroepen’.
Er zijn ook geleerden die het afleiden van een woordje dat gieten betekent. Dan is guda: voor wie (offerbloed) geplengd wordt.


Hoe dan ook, dit woordje gebruikten de missionarissen om de godsnamen El, Elohim (OT) of Theos (NT) en Deus (Latijnse bijbel) te vertalen. Het woordje God vinden we terug in de talen van de Europese volken die niet of slechts kort onder Romeinse invloed hebben gestaan: oa Nederland, Duitsland (Gott), Engeland (God).

Deus

In de Europese landen die wel langere tijd van het Romeinse Rijk deel uitmaakten, werden het meestal varianten op op het Latijnse woord voor God 'Deus', bv Dieu (Frans), Dio (Italiaans) en Dios (Spaans). Vanuit de etymologie is de oorsprong van dit woord goed bekend: het komt van een Indo-Europees woord ‘deywos’ (lucht, hemel) dat bij ‘dyew’ (stralend schijnen) hoort.
De naam van de Griekse Oppergod Zeus stamt daar ook van: de hemelgod.
In de Latijnse vertaling van de Bijbel (de Vulgata) is Deus het woord waarmee El, Elohim (OT) en Theos (NT) werden vertaald.

Theos

Het Griekse Theos (God) lijkt op Deus, maar is er etymologisch toch niet mee verwant. Het komt waarschijnlijk van een werkwoord dat ‘doen, zetten, plaatsen’ betekent. In het Nederlands komen we het tegen in samenstellingen als theologie, theofanie en in de naam Theo. In de Griekse vertaling van het OT (de Septuaginta) werd El, Elohim met theos vertaald.

El en Elohim

Het Hebreeuwse El, meervoud Elohim betekent God – goden. Het is in oorsprong geen naam, maar een zelfstandig naamwoord zoals we die ook in andere Semitische talen aantreffen. Maar omdat Israël streng monotheïstisch was (of probeerde te zijn) konden El en Elohim alleen maar op de ene God van Israël slaan. Zo werden het namen voor God. Maar om goden aan te duiden, waren de bijbelschrijvers ook op deze woorden, vooral elohim, aangewezen.
Tenslotte kan het woord Elohim ook ‘geweldig groot’ betekenen. Bij de schepping is er een 'ruach elohim' = een geweldig grote wind (Gen 1: 2). (ook mogelijk: Geest van God)

De betekenis ‘geweldig groot, machtig’ is waarschijnlijk de oorspronkelijke betekenis van het woordje El.

In Israël kon men dus God aanroepen onder de namen El en Elohim, en titels als Adonai - Heer) maar de eigenlijke naam voor God is Jahweh (bijna 7000 x). Maar dat is een verhaal apart.

In Deut 10: 17 zie je al die namen en titels mooi bij elkaar: Want de HERE (Jahweh) uw God (Elohim), is de God (Elohim) der goden (Elohim) en de Heer (Adon) der heren (Adonim). Hij is de grote, de sterke, de ontzagwekkende God (El).
 
terug