Fokkelman Fokkelman

Het boekje Job blijft tot de verbeelding spreken omdat het onderwerp van alle tijden is: de vraag naar het lijden van mensen. Want wie komt zonder kleerscheuren door het leven? En als het op een kwade dag zover is, wat er blijft dan over van je geloof? En de antwoorden die je vroeger wel geleerd hebt en die je vrienden nu je voor houden, heb je daar wat aan? Houden die je op de been of wakkeren ze de schrik en wanhoop alleen maar aan?

In de bijbel is het vooral het boekje Job waarin het waarom en de daaroms aan de orde komen. Wie het boekje open slaat in de vertaling van 1951 (NBG) of 2004 (NBV) ziet dat het afgedrukt is als een grote lap tekst van 42 hoofdstukken. Je kunt eigenlijk niet zien dat het om poëzie gaat. Hebreeuwse poëzie. Het bijzondere van die dichtkunst is niet dat het rijmt volgens een bepaald schema, maar dat er een bepaalde structuur of opbouw in de dichtregels en verzen zit. Het bijzondere van de vertaling van Jan Fokkelman, hebraïcus van de universiteit van Leiden, is dat hij dat heeft geprobeerd zichtbaar te maken. Uitgangspunt is een heel nauwkeurige bestudering van de Hebreeuwse grondtekst.

Fokkelman onderscheidt versdelen (colon, meervoud: cola) opgebouwd uit lettergrepen en woorden. Twee of drie cola vormen een vers. Twee of drie verzen vormen weer een korte resp. lange strofe. Twee of drie strofen vormen op hun beurt ook weer een geheel nl. een stanza. Om Job en andere Hebreeuwse poëzie (de Psalmen) te kunnen begrijpen is het zaak om oog te hebben voor deze structuur. Het is de manier waarop bijbelse dichters zwaartepunten in hun poëzie aanbrachten.

Fokkelman is op deze manier door de tekst gekropen. Had u gedacht dat Job in precies evenveel strofen (206) aan het woord is als zijn vrienden en God samen? En dat die 206 strofen van Job evenveel twee- als drieregelige strofen hebben?

Het is natuurlijk onmogelijk om in de vertaling op precies dezelfde hoeveelheid lettergrepen en woorden enz. als het Hebreeuwse origineel uit te komen. In onze taal kun je bv. zeggen: “ik heb naar je geluisterd” en dan heb je vijf woorden nodig; in het Hebreeuws is dat maar één woord en dan kun je ook nog zien en horen of die “je” een man of een vrouw betreft. Fokkelman ondervangt dat door zijn vertaling van een toelichting te voorzien waarin hij telkens uitlegt waar in het Hebreeuws de nadruk ligt. Het resultaat is een zeer boeiende vertaling die door de toelichting aan kracht wint.

Volgens Fokkelman gaat het in Job om de vraag of een “integer en oprecht man, God vrezend en het kwade vermijdend” (1:1 en 8) de rug recht kan houden zelfs als de ergste rampen hem overkomen. Dat blijkt inderdaad het geval: een heel positief mensbeeld. Want het slot van Job moet niet vertaald worden met: “daarom herroep ik mijn woorden” (NBV) maar: “daarom verwerp ik…” Dwz. Ik heb er genoeg van te protesteren, ik houd er mee op. Niet omdat zijn klacht onterecht was, maar omdat God hem verschenen is (Job 38-41) en daarin werd Job vertroost. Daarentegen krijgen de zgn. vrome vrienden er in de slothoofdstukken flink van langs. Waarom? Omdat ze niet juist over God hadden gesproken (Zo NBG en NBV)? Nee. Omdat ze niet juist tot God hebben gesproken. M.a.w. ze hadden met Job God moeten aanroepen om Hem hun boosheid, vertwijfeling en verdriet in het gezicht te slingeren. “God weet dat te waarderen. ” schrijft Fokkelman, “En nu kan alleen een voorbede van Job de vrienden behoeden voor een verdiend pak slaag”.

Een pittig boek, niet bedoeld om in één ruk uit te lezen. Maar wie het geduld kan opbrengen om van dag toe dag een paar bladzijden door te nemen, zal er veel aan hebben.

Kerkbode +/- 2010

terug