Ez 18 Ez 18

Een spreekwoord   (Ez 18: 1 - 4)
Het eerste gedeelte van dit lange hoofdstuk gaat de profeet in op een bekend spreekwoord: Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stompe tanden. Dat is een merkwaardige uitdrukking. Want als ouders onrijpe druiven eten, heeft dat natuurlijk geen effect op het gebit van hun kinderen. Toch gaat het spreekwoord uit van die absurde gedachte en zegt dan zoveel als dat de kinderen met de ellende zitten die door hun ouders veroorzaakt is.

Dit gezegde uit Israël, dat we ook in Jer 31: 29 vinden, hebben de ballingen overgenomen. Ze gebruiken het nog steeds in Babel. Ze brengen zo hun
fatalistisch levensgevoel onder woorden. Ze zien zichzelf als slachtoffer: de ellende waarin ze zijn terecht gekomen, wijten ze aan het gedrag van hun ouders. Ze vatten hun situatie op als een bijzonder geval van 'de ongerechtigheid der vaderen, die aan de kinderen wordt bezocht (het tweede gebod).

Met deze opvatting is Ezechiël het namens God pertinent oneens. In de volgende verzen zal hij uitleggen dat het zo niet zit. Hoe dan wel? Alleen wie zondigt zal sterven (vers 4 en 20), en zelfs dat is niet zo strikt als het op eerste gezicht lijkt. Dat blijkt uit de volgende drie situaties die de profeet schetst: van een vader, een zoon en een kleinzoon.

Een rechtvaardige vader
(Ez 18: 5 - 9)
De profeet begint met iemand die rechtvaardig is. Zijn rechtvaardigheid blijkt uit het nakomen van allerlei geboden. Zowel de meer religieuze-verticale als de meer sociale- horizontale.
Tot de eerste categorie behoren:

  • de verboden betreffende offermaaltijden op de bergen, doorgaans gewijd aan Baäl,
  • de verering van de afgodsbeelden (giloel).

Tot de tweede categorie:

  • de vrouw van een ander niet onrein maken door haar te onteren,
  • met een vrouw die ongesteld is gemeenschap hebben,
  • niemand uitbuiten,
  • de schuldenaar zijn onderpand teruggeven,
  • niemand bestelen
  • brood delen met al wie honger heeft,
  • kleding geven aan wie naakt is,
  • geen rente vragen bij het uitlenen van geld,
  • geen toeslag vragen bij het terugkrijgen van de lening,
  • geen onrecht begaan,
  • een eerlijk oordeel geven bij onderlinge geschillen.

De opsomming is niet volledig, maar de bedoeling is duidelijk. Iemand die zo doet en zich aan al Gods bepalingen houdt en oprecht leeft naar diens regels, zo iemand is rechtvaardig. De profeet verzekert: Zo iemand zal zeker in leven blijven – spreekt God, de HEER. Zeker: de lat ligt hoog en je kunt afvragen of er wel een mens is die dit haalt, maar zo iemand zal zeker in leven blijven. Bedoeld is: geen voortijdige dood sterven. Want ook een rechtvaardige komt op een dag aan zijn eind.

Een onrechtvaardige zoon (Ez 18: 10 - 13)
Ezechiël gaat verder: die rechtvaardige man krijgt een zoon die gewelddadig is, een moordenaar. Hij doet alles wat zijn vader nooit heeft gedaan. En dan komen bijna al de verticale en horizontale geboden terug van de vorige verzen. Deze jongen overtreedt ze allemaal. In alles is en doet hij het tegenovergestelde van zijn vader. Dan is ook zijn lot het tegenovergestelde: hij zal niet in leven blijven. Na zoveel wandaden zal hij zeker sterven. Ook deze onrechtvaardige is persoonlijk verantwoordelijk. Hij kan niets op zijn vader afschuiven. Hij heeft zelf de dood over zich afgeroepen. Zijn rechtvaardige vader kan niets voor hem in orde maken. Diens goedheid is niet erfelijk.

Een rechtvaardige kleinzoon (Ez 18: 14 - 20)
Die onrechtvaardige zoon krijgt op zijn beurt ook een zoon. Deze neemt echter het slechte gedrag van zijn vader niet over. Hij doet precies als ooit zijn opa en leeft naar Gods regels en houdt zich aan zijn bepalingen. Wat zal zijn lot zijn? Zo iemand zal zeker in leven blijven, en niet sterven vanwege de zonden van zijn vader. In die zin is de zonde niet erfelijk. Hij wordt niet belast met de schuld van zijn vader. Hij kan wel last hebben van de gevolgen van het gedrag van zijn vader. Maar als hij zelf, persoonlijk zich houdt aan God geboden, dan zal hij leven.

Maw ieder mens kan persoonlijk voor het goede kiezen. Niemand kan zijn narigheid afschuiven op het slechte gedrag van vorige generaties. Ieder mens krijgt een nieuwe kans. Er is geen doem die boven je hoofd hangt. Voor fatalisme is geen plaats. Dat spreekwoord over druiven en stompe tanden zit er dus helemaal naast. Het leven is niet absurd. Er zit een lijn, een orde, een regel in: ieder wordt beoordeeld naar zijn of haar eigen gedrag.
Kort en goed ( vers 20):

  • een zoon hoeft niet te boeten voor de zonden van zijn vader,
  • en een vader hoeft niet te boeten voor de zonden van zijn zoon;
  • wie rechtvaardig is wordt als een rechtvaardige behandeld,
  • en een slecht mens wordt voor zijn slechte daden gestraft. (vgl ook Deut 24: 16)

Daarmee spoort de profeet de ballingen aan een punt te zetten achter hun zelfmedelijden. Zeker: het zijn slachtoffers van de historische situatie die volledig te wijten is aan hun voorgeslacht. Maar behalve slachtoffers zijn zij ook mensen die opnieuw kunnen kiezen voor God en zijn geboden. Dan zullen zij leven, niet sterven.

Het tweede gedeelte (Ez 18: 21 - 32 )
De volgende verzen gaat Ezechiël in op het bezwaar van de ballingen tegen de boodschap dat je een keus hebt. Een mens kan veranderen. Een zondaar kan zich bekeren (vers 21 - 23). Een rechtvaardige kan een slecht mens worden (vers 24 - 25).
De eerste zal leven. De tweede zal sterven. En zegt Ezechiël erbij: dat eerste is God veel liever dan het tweede. De dood van slecht mens juicht Hij niet toe (vers 23).

Het bezwaar van de ballingen klinkt in 25 en 29: de weg van de Heer is onrechtvaardig. De ballingen geven hun visie - dat het de schuld van de ouders is - niet zo maar op. Die visie is ergens wel comfortabel: de ballingen kunnen er dan niets aan doen. Zij zijn slachtoffer. Zij klagen en willen niet de beslissende keus voor God en zijn geboden maken en weer gaan leven. Zij lijken te denken dat er twee soorten mensen zijn: rechtvaardigen en goddelozen. Alsof je het één of het ander bent. (vgl Ps 118: 15).

Ezechiël had al uitgelegd (in de verzen 1 - 20) dat zonde en rechtvaardigheid geen erfelijke eigenschappen zijn. Nu voegt hij daaraan toe dat deze kwaliteiten geen blijvend bezit zijn.

  • Een zondaar hoeft geen zondaar te blijven, hij kan zijn leven beteren.
  • Een rechtvaardige kan zich slecht gaan gedragen. Dan tellen al zijn goede daden niet meer mee. (vgl 1 Kor 10: 13).

Maw rechtvaardigheid bestaat niet als bezit. Het leven is nooit een gelopen race. Het komt erop aan hoe je van moment tot moment bent en doet.


Tenslotte komt Ezechiël met een tegenvraag namens God: ben Ik het die onrechtvaardig is? (vers 25 en 29). Ezechiël maakt duidelijk dat God consequent, betrouwbaar, rechtvaardig is: een goed mens zal leven tenzij... (vers 26), een slecht mens zal sterven, tenzij...(vers 27 - 28). En naar die norm zal Hij ook Israel beoordelen (vers 30)

Dan volgt een tweede tegenvraag: Zijn het niet juist jullie wegen die onrechtvaardig zijn? Ezechiël spreekt dan van misdaden (vers 30) en een zondig leven (vers 31). Maw op de ballingen valt heel wat aan te merken. En als ze hun leven niet beteren, zal het op de dood uitlopen. Maar daarom was Ezechiël naar hen toegestuurd om hen tot ommekeer te bewegen, om een vernieuwing van hart en geest (vers 31) te bewerken.

Ezechiël besluit met opnieuw (vgl vers 23) te verzekeren dat de dood van een mens God geen vreugde geeft (vers 32). Daarom de oproep: Kom tot inkeer en leef. Dat herinnert aan het slot van Deut 30: 19 - 20 waar Mozes het volk Israël de beslissende keus voorhoudt: tussen leven en dood, tussen zegen en vloek. En oproept: Kies dan voor het leven.

Een vraag
Het thema van dit hoofdstuk is 'Alleen wie zondigt zal sterven'  Keer op keer benadrukt Ezechiël dit verband. Maar wat bedoelt hij met sterven?

  • We lezen nergens van religieuze rechtbanken die  massaal zondaars tot de doodstraf veroordelen. En evenmin dat de levenden er van uit mochten gaan dat ze allemaal rechtvaardigen waren. Het oordeel is aan God, en dat het streng en rechtvaardig zal zijn, daar laat Ezechiël geen misverstand over bestaan, maar veroordeling en bestraffing laten op zich wachten.
  • Moeten we leven en sterven collectief opvatten als wel of geen toekomst voor de ballingen als groep? Maar dat past niet goed bij de individuele verantwoordelijkheid die Ezechiël benadrukt: een mens zal niet sterven om de zonden van een ander.
  • Ezechiël rekende nog niet met de gedachte dat ieder mens na zijn dood rekenschap moet afleggen voor God en evenmin met een hemel voor de rechtvaardigen en het dodenrijk voor de goddelozen. Het Oude Testament houdt het erop dat beloning en bestraffing, leven en sterven zich in het hier en nu voltrekken.
  • Zou Ezechiël dat leven en sterven meer figuurlijk bedoelen, in geestelijke zin?
    Ondanks de moeilijkheden leven met licht, vrede, kracht in hart en ziel omdat de rechtvaardige met God verbonden is en aan Zijn gerechtigheid toegewijd.
    Sterven in de zin van wegkwijnen, geen leven hebben omdat de zondaar/goddeloze/onrechtvaardige zich van God heeft los gemaakt en Zijn gaven mist.
terug