Ef 6: 10-18 Ef 6: 10-18

Inleiding
Nadat Paulus in de eerste drie hoofdstukken over het geloof heeft geschreven en daarna over de praktische gevolgen (moraal) daarvan voor het leven, rondt hij af met de geestelijke wapenrusting (Ef 6: 10-17) en het gebed (vanaf vers 18). Paulus is realistisch. Hij weet maar al te goed dat christelijk geloof en leven nieuw en anders is, en daarom ook vragen, irritatie, spot, tegenwerking, bedreiging, lijden en dood kan oproepen. Maar bij zijn realisme hoort ook dat een gelovige er niet alleen voor staat. God zal hem steunen en kracht geven.
 

De vijand
De vijand en zijn gevaar worden omschreven met 'listen van de duivel' (diabolos, 11) 'hemelse vorsten', 'heersers en machthebbers van de duisternis', 'kwade geesten in de hemelsferen'(12) en 'brandende pijlen van hem die het kwaad zelf is'(16). Deze omschrijvingen doen denken aan een duivel met een leger van boze geesten (demonen) in een eigen wereld (hemelsfeer). Maar dat is niet wat Paulus bedoeld. Deze woorden en beelden ontleent hij aan de toenmalige voorstellingen van de hellenistische wereld, niet om zijn lezers een demonologie bij te brengen, maar om er iets typisch christelijks mee te zeggen. Het gaat om dezelfde vijand die Jezus aan het kruis bracht: de religieuze (Kajafas) en rechterlijke macht (Pilatus). Om machten die door mensen in het leven zijn geroepen om godsdienst en bestuur mogelijk te maken, maar die een eigen leven gaan leiden en macht krijgen over mensen waardoor die hun wereldse begeerten en aardse verlangens volgen (Efeze 2: 1-3). Elders noemt hij die machten ook wel krachten, elementen, heerschappijen, overheden, tronen (Rom 8: 38v; 1 Kor 15: 24-26; Kol 1: 16)

Dit bedoelt Paulus: de christelijke gemeente zal, als ze haar geloof in de praktijk brengt, merken dat ze niet alleen applaus krijgt voor 'het allemaal samen van heiden en jood, man en vrouw, rijk en arm, slaaf en heer', voor 'omzien naar armen, zieken, eenzamen', voor 'gastvrijheid' en 'geweldloosheid'. Dat zal juist ook negatieve reacties oproepen van mensen die daar geen belang bij hebben. Dan komen de machten van status, bezit, religie, economie en politiek in beweging. Zoals in het Duitsland van de dertiger jaren de Bekennende Kirche onder de macht van 'bloed en bodem' heeft geleden. Zoals tegenwoordig christenen in ons land ook weerstand oproepen als ze niet meegaan met de tijdgeest, of niet willen horen naar politieke rhetoriek, maar zich daarentegen blijven inzetten voor vluchtelingen, voor armen, voor het milieu.

De strijd is dus niet gericht tegen mensen van vlees en bloed, maar tegen onchristelijke waarden en normen en de machten en krachten die daaruit voortkomen.

 

Een zware strijd
De omschrijving van de vijand maakt al duidelijk dat het om een sterke vijand gaat. De belangen zijn groot. De machten zullen zich hevig verzetten. Een christen hoeft daar niet verbaasd over te zijn. Hij moet daar al helemaal niet bang voor zijn. Immers de vijand is een verslagen vijand. Kruisiging en opstanding van Jezus betekenen, dat de machten zijn doorzien en hun klem op mensen verloren hebbben. De strijd die christenen moeten leveren is eerder een achterhoedegevecht tegen een vijand die dodelijk verwond is. In de toekomst zal hij compleet van toneel verdwijnen.  De tijd van de kerk is te vergelijken met de tijd tussen D-Day en V-Day.

Dat neemt niet weg, dat de strijd lang duurt (al 20 eeuwen) en zwaar kan zijn, zoals Bonhoeffer en andere christenen in het Duitsland van Hitler ondervonden hebben. Maar in die worsteling staan gelovigen er niet alleen voor, al is dat geen garantie dat je het overleeft. Bonhoeffer werd ter dood veroordeeld en dat vonnis werd ook voltrtokken. Maar christenen mogen vertrouwen op de hulp en bijstand van de Allerhoogste. Hij zal kracht geven om stand te houden. Om ten einde toe een mens van geloof, hoop en liefde te blijven. Zonder die hulp zal het niet gaan. Eigen kracht - bv een optimistisch karakter, bijbelkennis, geloof, wilskracht - is niet voldoende. Die moet je wel inzetten - het grote gebod spreekt daarom van God liefhebben met al je kracht - maar tegelijk (het is bid en werk) ook je daarbij laten inspireren en sterken door wat Hij je geven wil: een wapenrusting (10), wapens (13). Paulus beveelt dat nadrukkelijk aan: zoek, trek aan, neem op, houd stand, draag (2x). Telkens een gebiedende wijs. Wie het dagboek en de brieven van Bonhoeffer leest, geschreven in de gevangenis, weet hoezeer hij die geestelijke wapenrusting zocht en vond, zodat hij kon standhouden.

De strijd wordt gestreden onder leiding van Christus die het hoofd van de gemeente is (gemeente het lichaam van de Heer Ef 4:15v; Kol 1: 18), het hoofd over alle machten en krachten (Kol 2:10) , door God aangesteld als hoofd over alles (Ef 1: 9v en 1: 22)

 

De geestelijke wapenrusting

De strijd is niet tegen vlees en bloed (mensen), maar tegen de machten en de wapenrusting is daarom een geestelijke wapenrusting. Het zwaard is niet letterlijk een zwaard, maar 'Gods woord dat u van de Geest ontvangt'. De andere geestelijke onderdelen zijn waarheid, gerechtigheid, inzet voor het evangelie, het geloof, de verlossing.
 

  • de waarheid als gordel om uw heupen
  • de gerechtigheid als harnas om uw borst
  • de inzet voor het evangelie van de vrede als sandalen aan uw voeten.
  • het geloof als schild (om de brandende pijlen van hem die het kwaad zelf is te doven)
  • de verlossing als helm
  • Gods woord als zwaard.

 

Compleet
Al met al ligt er een complete wapenrustig klaar die de gelovige van top tot teen beschermt: van een helm op het hoofd tot sandalen aan zijn voeten. In gedachten zien we een soldaat van die tijd, maar dan zonder aanvalswapens: een slagzwaard, een speer, pijl en boog, een lans worden niet genoemd. Een soldaat op wacht, dat is het beeld: een wachtpost.

 

Standhouden
Het enige wapen dat Paulus wel noemt is een kort zwaard, enkel geschikt om aanvallen af te slaan. Kortom een defensieve wapenrusting. Dat zal wel zijn omdat de overwinning niet meer bevochten hoeft te worden. Die is immers door God zelf al behaald bij de kruisiging en opstanding van Jezus. Zo schrijft Paulus ergens: 'Hij heeft zich ontdaan van de machten en krachten, Hij heeft hen openlijk te schande gemaakt en in Christus over hen getriomfeerd.' (Kol 2: 15 vgl ook 1 Kor 2:8). De overwinning staat vast. Het komt erop aan die bekend te maken, te geloven en ernaar te leven. Dat kost ook inspanning en strijd, nl om het vol te houden, te geloven en te doen. Maar dat is eerder defensief dan offensief. Een volgehouden afwerende houding om de listen van de duivel (11) te doorzien, om de brandende pijlen van de boze te doven (16). De schildwacht voert geen charges uit; als hij in beweging komt, is het om boodschapper van vrede te zijn (15).

 

Bidden (18-21)
Aangekleed met de wapenrusting moet de schildwacht wakker blijven en moedig standhouden. Dat is iets geestelijks. Daarom spreekt Paulus na de beeldspraak van de wapenrusting over het belang van het gebed. In die zin is bidden een noodzakelijk onderdeel van de wapenrusting. De gelovige die dat nalaat, zal niet in geloof, hoop en liefde kunnen standhouden. Alleen biddend ben je met God en zijn kracht verbonden, bekleed met zijn wapenrusting. Bidden dus, voor jezelf en voor elkaar. Dat is de manier waarop je de gebiedende wijs (zoek, trek aan, neem op, houd stand, draag) doet en de geestelijke wapens ontvangt. Zo bezien is bidden eigenlijk niet een onderdeel van de wapenrusting, maar de wapenrustig zelf.
 

terug