Documenten-Hypothese Documenten-Hypothese

Mozes?
De traditionele opvatting in joods en christelijke kringen dat Mozes de auteur is van Gen, Ex, Lev, Num en Deut stuit al heel lang op bezwaren. Het bekendste is wel, dat niet valt in te zien hoe Mozes zijn eigen dood heeft kunnen beschrijven (Deut 34). Er zijn meer teksten die door een ander geschreven lijken te zijn. Dit leidde al eerder tot de aanname dat Mozes weliswaar niet van de gehele, maar wel van het grootste deel van de Torah de schrijver moest zijn. Het moderne bijbelonderzoek vanaf de 17-e eeuw ontwikkelde echter heel andere theorieëen over het ontstaan van de eerste vijf bijbelboeken. Sommige hebben geen aanhangers meer. Dat geldt niet voor de Documenten-Hypothese (DH). DIe gaat er vanuit gaat dat de Torah is gemaakt door schrijvers/redakteuren die enkele schriftelijke bronnen samenvoegden. De inbreng van Mozes is dan veel beperkter of zelfs nihil.


Documenten-Hypothese
De DH is door de Nederlander Kuenen (1885) en de Duitser Wellhausen (1878, 1905) ontwikkeld. Zij speurden de bijbelboeken minutieus na op zoek naar bijzondere woorden, uitdrukkingen, verdubbelingen, overlappingen, spanningen, tegenstrijdigheden en wat er verder maar op zou kunnen wijzen dat deze boeken uit meerdere bronnen zijn samengesteld en door redacteuren bewerkt. Het is dus een vooral literaire onderneming. 
Een voorbeeld is de getalswisseling in Deut 12: het volk Israel wordt soms in meervoud (jullie, verzen 1 - 12), dan weer in enkelvoud (je, verzen 13 - 31), toegesproken. Dat zou kunnen wijzen op twee redakteuren die hun materiaal elk op een eigen manier bewerkten.

Deze literair-kritische methode en haar uitkomsten zijn voorwerp van veel discussie geweest, ook al omdat de oud-testamentische wetenschap niet stil stond. Archeologische vondsten en de ontdekking van kleitabletten in Ugarit (ook wel Rash Sjamra  Fenicië, nu West Syrië bij Latakia)  en religieuze teksten uit Mesopotamië (Enuma Elisj, Gilgamesh-epos) vergrootten de kennis van de politieke en godsdienstige geschiedenis van de volken in het Midden Oosten. Deze nieuwe informatie leidde tot kritische vragen aan de DH en tot bijstellingen of verfijningen, zodat deze nu meestal 'de Nieuwe Documenten-Hypothese' wordt genoemd.

De DH is voor veel oudtestamentici nog steeds de best mogelijke verklaring voor de boeken Gen t/m Deut. - of zelfs voor Gen t/m 2 Kon. Al zijn er ook vele onderzoekers die menen dat het nog heel anders gelopen is.

 

Drie of Vier schriftelijke bronnen
De DH bestaat in allerlei vormen, maar gemeenschappelijk is dat zij het bestaan aannemen van enkele schriftelijke bronnen. Meestal vier, aangeduid als Jahwist (J), Elohist (E), Priesterbron (P) en Deuteronomist (D).

  • J, E en P liggen aan de basis van Gen, Ex, Lev en Num.
    Een voorbeeld is hoe Gods aanwezigheid op de Sinaï wordt voorgesteld. J denkt aan het vuur van een vulkaan (Ex 19: 18), E heeft het beeld van een onweer (Ex 19: 16) in gedachten, P stelt zich een wolk voor die het felle licht van Gods aanwezigheid bedekt (Ex 24).
  • Er zijn echter ook geleerden die menen dat J en E niet goed te onderscheiden zijn. Zij spreken liever van een Jehowistische bron (JE). Die gaan dus uit van twee geschriften (JE en P) als grondslag voor Gen t/m Num.
  • D vormt de basis onder Deut en geldt als het vijfde boek van de Pentateuch.
    Er zijn onderzoekers die menen dat Joz als zesde deel daar bij hoort (Hexateuch).
    Anderen breiden uit met Joz, Ri, 1 en 2 Sam, 1 en 2 Kon en komen zo uit op een negendelig werk (Enneateuch)
    Er zijn echter ook geleerden die menen dat Deut niet bij de Pentateuch hoorde, maar met Joz, Ri, 1 en 2 Sam, 1 en 2 Kon één deuteronomistisch geschiedeniswerk vormde.

Hieronder volgt een beschrijving van de Documenten die geleerden menen te kunnen reconstrueren uit het OT.

Jahwist
J zou als geschrift zijn opgesteld in de tijd dat de 12 stammen verenigd zijn onder koning David of Salomo, dus rond 950 vC en waarschijnlijk in Juda. Deze bron heeft de volgende kenmerken:

  • Jahwhe of Jahweh-Elohiem is van meet af aan (Gen 2: 4) als naam voor God
  • Mensvormige beschrijvingen van God
  • God spreekt rechtstreeks met mensen
  • De heilige berg heet Sion
  • De oorspronkelijke bewoners van Palestina heten Kanaänieten (Gen 12)

Geleerden wijzen J aan in oa het tweede scheppingsverhaal van paradijs, zondeval, Kaïn en Abel (Gen 2: 4 - 4 : 26). Theologisch valt de nadruk op Gods beloften van redding en het belang van de juiste verering en de tempel van Jeruzalem.

Elohist
Na het uiteenvallen van het koninkrijk in een noordelijk (10 stammen) en een zuidelijk deel (2 stammen) zou in het Tien-stammenrijk rond 850 vC een onbekende schrijver E opstellen. Kenmerken van E zijn

  • Naam voor God: Elohiem, en vanaf de brandende braambos (Ex 3) Jahweh
  • De heilige berg heet Horeb
  • De oorspronkelijke bewoners van Palestina heten Amorieten
  • God spreekt door dromen of een engel
  • De aartsvaders worden positief afgeschilderd

Geleerden wijzen oa het offer van Isaäk (Gen 22) en de Tien geboden (Ex 20) toe aan E. Theologisch valt op dat de tempel in Jeruzalem minder belangrijk wordt, het komt meer aan op geloof en ontzag voor God en een zedelijk leven.

Jehowistisch
J en E hebben gemeenschappelijk

  • Offers hoeven niet op één plaats gebracht te worden
  • De priesterschap is niet tot één familie beperkt
  • Het gezinshoofd kan ook offers brengen
  • De oorspronkelijke bewoners van Palestina worden Kanaänieten genoemd.
  • Een levendige verteltrant

Dit is één van de redenen dat sommige onderzoekers menen dat J en E samen één Jehowistische bron JE vormen.

Deuteronomist
De oerkern zou Deut 12 - 26 zijn, later door een of meer redakteuren uitgebreid met de andere hoofdstukken en geredigeerd tot het Deut dat we nu in de bijbel aantreffen. Volgens sommige geleerden zijn sporen van hun redaktionele werk ook in Gen t/m Num te vinden.
Voor de datering is 2 Kon 22 belangrijk. Daar lezen we dat in de tempel van Jeruzalem een boekrol is teruggevonden. Het zou om die oerkern Deut 12 - 26 kunnen gaan. Deze vondst is de aanleiding voor de reformatie van koning Josia (622 vC).
Deut past inderdaad goed bij een hervorming: veel van wat we in Ex, Lev en Num lezen brengt het opnieuw onder de aandacht, meest bekend de herhaling van de 10 geboden in Deut 5. Kenmerkend voor D:

  • Nadruk op de Levieten als de enige priesters
  • Belang van naleven van Verbondsafspraken
  • De heilige berg heet Horeb
  • Naam van God: vaak Jahweh Elohenoe (de Here, onze God)
  • Typerende uitdrukkingen bv: 
    • met geheel uw hart en met geheel uw ziel,
    • met een sterke arm en een uitgestrekte arm,
    • de plaats waar God zijn naam laat wonen

Theologisch benadrukt D dat alle rampen een straf van God zijn voor de zonden van het volk en zijn koningen. Maar er is vergeving mogelijk, en vernieuwing van het verbond (Ri 2: 6 - 3: 5).

Priesterbron
Na de val van Juda en Jeruzalem is een groot deel van de bevolking naar Babel gedeporteerd. Om niet op te gaan in de omgeving, is het van belang de eigen identiteit vast te houden. Daarom stelde een auteur tijdens de ballingschap (587 - 538 vC)  P op.
Kenmerkend voor P is

  • Alleen nageslacht van Aäron kan priester zijn,
  • Eén centrale tempel is verondersteld
  • Veel wetten en regels voor offers en feesten
  • Geen offers vòòr de tijd van Mozes
  • Geslachtsregisters en chronologieën wijzen op een 'wetenschappelijke, objectieve belangstelling'
  • De mensen zijn niet levensecht getekend als mensen van vlees en bloed
  • Het gaat veel meer om wat God aan regels aan de mensen heeft gegeven
  • De naam van God is eerst Elohiem, vanaf Ex 6:2 Jahweh.
  • Een dorre manier van vertellen.

Geleerden wijzen P vooral aan in Lev en Num, maar oa ook in Gen 1 en 5.

Hoe zou het samenvoegen gegaan kunnen zijn?
J en E werden eerst gecombineerd tot JE, al voor de val van Juda (597 vC)
JE werd met P gecombineerd, tijdens of na de ballingschap
Zo kwamen een vierdelig werk tot stand: Gen, Ex, Lev en Num

Een oervorm Deut 12-26 werd door meerdere redakteuren uitgebreid tot het huidige Deut 1 - 34.
Deze redakteuren beschikten over nog andere verhalen, die zij combineerden met Deut tot het Deuteronomistische Geschiedeniswerk dat dus bestaat uit Deut, Joz, Ri, 1.2 Sam en 1.2 Kon.
De eerste versies van dit werk maakten ze in de periode tussen de val van Israel (732 vC) en van Juda (597 vC).
De eindvorm kreeg het na de terugkeer uit de ballingschap.

terug