Ik moet mijn werk dan ook vooral op mijn werkkamer doen en het contact met gemeenteleden per telefoon onderhouden. De collega’s doen al een paar maanden niet anders en ik merk nu wat een behelpen dat is. Om een afspraak te maken is de telefoon prima, maar een echt gesprek? Het kan wel, maar je mist het gezicht, de expressie, de nabijheid. En om nu over de telefoon met en voor iemand een gebed uit te spreken…
Hoe dan ook, ik doe weer mee en daar leek het een tijdje terug helemaal niet op. Ik mag niet klagen over een afgebroken leerhuis, over kerkenraad en commissies die niet meer echt samen komen, over kerkdiensten in afwezigheid van de gemeente. Maar ik besef heel sterk hoe mooi we het hadden – ondanks de bezuinigingen in onze gemeente – in de goeie oude tijd van vòòr de corona-epidemie. Ik zie uit naar de dag dat het nieuwe normaal van de anderhalve meter samenleving wordt opgeheven. Dan kunnen we weer met elkaar omgaan zoals het hoort bij de sociale wezens die we zijn. En ’s zondags als gemeente samen komen om dichtbij God te zijn en in het geloof gesterkt te worden.
Niemand weet wanneer het zover is, maar die tijd komt vast weer terug. Op de eerste zondag dat we dan weer echt dienst hebben maken we er een groot feest van en zingen we het dak van de kerk met Ps 122 “Hoe sprong mijn hart hoog op in mij / toen men mij zeide: ‘Gord u aan / om naar des Heren huis te gaan.”