7.2 Evolutie en Intelligent Design
7.2 Evolutie en Intelligent Design
Een interessante, nederlandstalige inleiding op evolutie: Dr. Edwin Pos Evolutie Al in het oude Griekenland waren er de zgn natuurfilosofen die over de oorsprong van het leven nadachten en aan evolutie dachten: Anaximander (550 vC) bv meende dat alle leven zich uit vissen had ontwikkeld omdat volgens hem de aarde oorspronkelijk grotendeels uit water bestond. Pas als dat verdampt komt het droge tevoorschijn en is er ruimte voor andere levensvormen. Fixisme De tegenovergestelde opvatting is die van het Fixisme: soorten zijn onveranderlijk. Dat is een visie die al door Plato en Aristoteles naar voren werd gebracht. Het is ook de voorstelling in de bijbel. Gelovigen die de bijbel opvatten als bron van informatie over deze dingen - creationisten – denken er ook zo over. Lange tijd was dit de gangbare opvatting in de christelijke wereld: God heeft in zes dagen de hemel en de aarde gemaakt incl alle levende wezens (Gen 1). Fossielen en aardlagen leverden eerst geen probleem op: die konden verklaard worden als het gevolg van de zondvloed (Gen 6). 18-e eeuw Met de opkomst van de paleontologie (studie van fossielen) en geologie (studie van de aardlagen) verandert dat. De gedachte komt op dat de vorming van bergen, dalen, continenten en de ontwikkeling van het leven veel langer duurde dan de zes dagen van het scheppingsverhaal. Het zou om een proces van vele miljoenen jaren gaan. De huidige verschillende levensvormen zouden zich ontwikkeld hebben uit eerdere gemeenschappelijke voorouders. Erasmus Darwin, grootvader van Charles, schreef en dichtte daar al over. Transmutatie Bekend is de transmutatie-theorie van Lamarck (1744- 1829) in zijn ‘Philosophie zoölogique’ (1809). Hij stelt dat een organisme bepaalde eigenschappen ontwikkelt oiv omgevingsfactoren. Volgende generaties krijgen die eigenschappen mee. Bv de zoon van een smid is sterker dan de zoon van een schrijver. Tegenwoordig weten we dat dit geen erfelijke eigenschappen zijn, maar kenmerken tijdens het leven ontwikkeld. Die erven niet over. (epigenetica) Darwin Van 1831 – 1835 vaart Charles Darwin (1809 – 1882), dan net afgestudeerd in de theologie als onderzoeker mee op de HMS Beagle, alle wereldzeeën over. Hij is onder de indruk van de schoonheid en doelmatigheid in de natuur zoals ook Paley daarover geschreven had. Al reizend bestudeert Darwin de natuur, zoekt fossielen en legt een collectie geconserveerde planten en dieren aan, correspondeert met vele andere onderzoekers (oa A. R. Wallace 1823 – 1913). Op de Galapagoseilanden ziet hij dat op eiland A vinken een smalle scherpe snavel hebben, maar op eiland B een botte, brede snavel. Darwin brengt dat in verband met het voedsel: op eiland A vooral insecten, op eiland B vooral noten. Soorten zijn niet zo onveranderlijk als altijd gedacht. Er is een natuurlijke variatie waaruit nieuwe soorten ontstaan; Fixisme is niet langer houdbaar. Maar wat is het dat de soorten tot verandering en ontwikkeling aanzet? Oiv de demografische theorieën van Malthus (overbevolking > hongersnood > dood) komt Darwin tot de opvatting dat er in de natuur sprake is van een overlevingsstrijd (struggle for life) en dat alleen de best aangepaste - niet per se sterkste - exemplaren overleven en nageslacht krijgen (survival of the fittest). Zo werkt de natuur: natural selection. (itt kunstmatige selectie: fokprogramma’s). Recenter is het inzicht dat er nog een mechanisme is, nl mutaties die niet gunstig of ongunstig zijn maar die door omstandigheden toevallig overblijven in een populatie planten of dieren (genetische drift). Darwin aarzelt lang met het bekend maken van zijn bevindingen. Maar als hij 1858 een essay leest van Wallace, die vergelijkbare gedachten ontwikkelt, besluit hij zijn theorie te publiceren. In 1859 verschijnt ‘On the Origin of Species by Means of Natural Selection, or the Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life’. Wallace had daar geen moeite mee: Darwin verdiende volgens hem de eer omdat hij veel langer en grondiger evolutie had onderzocht. Darwin zelf vond zijn werk eigenlijk nog niet helemaal af. DNA Een probleem was dat nog niet duidelijk is waar de gunstige eigenschappen worden opgeslagen en hoe zij worden overgedragen op volgende generaties. In 1886 schreef G. Mendel (1822-1884) over het doorgeven van erfelijke eigenschappen aan volgende generaties. Die bleek volgens een statistische wetmatigheid te verlopen. In 1869 ontdekte J.F. Mischier (1844 – 1895) nucleïne, maar wat dit stofje precies was en waar het voor diende was lange tijd onbekend. In 1953 lossen Watson, Crick en Wilkins dit raadsel en daarmee de vraag van Darwin op. Het blijkt om lange strengen DNA te gaan - chromosomen - in de kern van elke cel aanwezig. Het regelt de aanmaak van eiwitten en daarmee de erfelijke eigenschappen zoals de kleur van je ogen, geslacht, erfelijke ziektes enz. Inmiddels heeft het onderzoek voor een belangrijk deel structuur en werking van het DNA achterhaald. De technische beheersing roept moeilijke ethische vragen op over bv genetische modificatie en prenatale screening. Stamboom Uiteraard stelde Darwin zich ook de vraag of planten, dieren en mensen afstammen van een gemeenschappelijke voorouder. In een van zijn notitieboeken staat een eerste stamboom(pje) met daarboven geschreven ‘I think’. Inmiddels heeft onderzoek duidelijk gemaakt dat alle levensvormen: planten, dieren, eencelligen met elkaar verwant zijn. Een fylogenetische stamboom laat dat zien. Die eerste levensvorm moet
Evolutietheorie Dat het leven evolueert is inmiddels voldoende gebleken. De moderne evolutie-theorie biedt de volgende verklaring, die wel ‘moderne synthese’ wordt genoemd vanwege de inbreng van inzichten uit diverse biologische specialismen. Het leven op aarde is spontaan begonnen, kort na het ontstaan van de aarde bijna 5 miljard jaar geleden. Onder invloed van zonlicht en elektrische ontlading (bliksem) zouden de eerste chemische verbindingen tot stand zijn gekomen. Die vormen met elkaar een oersoep van aminozuren, koolhydraten enz. Daaruit zouden door zelfsassemblage de eerste primitieve cellen zijn ontstaan. Op het beroemde experiment van Miller en Urey (1953) dat dit zou aantonen, is inmiddels veel kritiek gekomen. Een andere theorie is, dat het eerste leven onder water, bij vulkanische activiteit is ontstaan. Hoe dan ook, uit dat eerste leven zouden in een proces van miljarden jaren steeds complexere levensvormen zijn voortgekomen: eencelligen, planten en dieren en ook de mens zo’n 2 miljoen jaar geleden. Aap en mens zouden een gemeenschappelijke voorouder hebben. Dit proces van nieuwe soortvorming gaat nog steeds door. Bedenkingen Er zijn nog veel dingen die om opheldering vragen:
Behalve deze technische vragen die op een dag wel een antwoord zullen krijgen, is ook het volgende van belang:
Vanwege deze bedenkingen en bezwaren geloven veel christenen dat de levende natuur niet vanzelf is ontstaan, maar door God is geschapen. Hij is de Schepper die het leven tegen de voortdurend toenemende chaos in tevoorschijn bracht en in een proces van miljoenen jaren steeds complexere levensvormen liet en laat evolueren. De pracht van de natuur is Zijn Intelligent Design (ontwerp). Van Ruler zei daarvan: Wie het breed heeft, laat het breed hangen. Anthony Flew (1923 - 2010), pleitbezorger van het atheïsme, kon - hoe graag hij ook wilde - niet om intelligent design en het anthropisch principe heen en gaf zijn ongeloof op. In 2007 legde hij verantwoording af in 'There is a God: How the World’s Most Notorious Atheist Changed His Mind.' Tegen ID worden wel bezwaren in gebracht:
Het antwoord op die vragen is niet in het boek van de natuur te vinden. Daarvoor moeten we naar dat andere boek: de bijbel met de verhalen over Jezus. Die leren ons God in zijn liefde en trouw kennen. | ||
terug | ||