Ps 104 Ps 104
De dichter
De psalm vermeldt geen gegevens over dichter, gelegendheid of melodie. De dichter noemt zijn werk een siach: een overweging. Vaak betekent dat een klacht, maar dat past in dit geval niet. Hier heeft het de betekenis overweging, lofrede, gedicht.

Een loflied
De onbekende dichter spoort zichzelf aan om de Heer te prijzen. Daar begint hij mee (vs 1a), en zo eindigt hij ook (vs 35c). Tussen deze zgn 'inclusio' staat het eigenlijke loflied.
Zijn loflied is niet de de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie (Willem Kloos); het herinnert in veel opzichten aan het scheppingsverhaal in Gen 1. Daarnaast zijn er tal van uitdrukkingen die we elders in de bijbel vinden. Traditionele wendingen gebruikt de dichter op creatieve wijze om er een originele compositie van te maken. Die herinneringen aan andere delen van het OT staan hieronder tussen haakjes

Gen 1
Wat ook opvalt, is de gelijkenis met het eerste scheppingsverhaal, Genesis 1. Wat de dichter in poëtische beelden vat en bezingt, dat heeft de schrijver van Gen in proza onder woorden gebracht. Beiden zijn diep onder de indruk van de schepping, meer nog van de Schepper die uit de chaos van het oerbegin een schepping heeft gemaakt met vele vormen van leven, met de regelmaat van tijden en seizoenen en dat alles onderhoudt.
 
dag Gen 1:   Ps 104:  
1 3-5 licht en duister 1 -2a licht
2 6-8 wateren gescheiden 2b-4 splijten van de wateren
3 9-10 land en zee 5-9 land en zee
    --- 10-13 beekjes, dieren, vogels
  11-13 planten en bomen 14-18 regen, gras, gewassen, bomen
4 14-19 zon, maan en sterren 19-23 hemellichamen, tijd
5 20-23 vissen en vogels 25-26 vissen en zeedieren
6 24-28 dieren en mensen 21-24 dieren en mensen
  29-31 voedsel voor mens en dier 27-30 voedsel voor al wat leeft.

Echnaton
Tenslotte vertoont de psalm grote overeenkomsten met het zgn Zonnelied van Farao Echnaton. Deze revolutionaire Koning maakte in Egypte een einde aan het polytheïsme en voerde het monotheïsme in: God, genaamd Aton oftewel de zon geeft licht en levenskracht aan alles wat leeft. Ps 104 zou door dit Egyptische voorbeeld beïnvloed kunnen zijn. Maar duidelijk is dat het de Here is die de Schepper is; de zon is geen godheid, maar een stukje schepping.

Opbouw
Het eigenlijke loflied is uit 3 delen opgebouwd.
  • In de verzen 1b - 23 prijst de dichter God om zijn macht over vooral het water: Hij heeft de oerzee getemd. Die is nu niet levenbedreigend meer (vs 6), maar leven schenkend. Het water uit bronnen (10) lest de dorst van de dieren. Het water uit de regenwolken (13) maakt het land vruchtbaar. Daarnaast looft de dichter God om het maken (19 - 23) van zon en maan, waardoor er het rimte van dag en nacht is.
  • Even lijkt de dichter de adem te houden om dan in de verzen 24 - 30 verder te gaan met de tegenstelling leven en dood.
  • In het derde deel, de verzen 31 - 35, is het thema vreugde: de dichter vindt blijdschap in de Here (vanwege de schepping) en hoopt dat God zich verheugt in diezelfde schepping en in de lofzang van de dichter.
Een eigenaardigheid is dat de dichter in het derde deel over God of de Here in de derde persoon spreekt (Hij); terwijl hij in de eerste twee delen hem aanspreekt in de tweede persoon (U). Misschien heeft dat ermee te maken dat in dit laatste deel de dichter min of meer tot zichzelf komt en zich bewust wordt van wat hij aan het doen is. Reflecteren betekent immers afstand nemen. De ik - gij verhouding maakt dan plaats voor het beschouwelijke ik - het.

Eenheid
De psalm is duidelijk een eenheid. Dat blijkt uit de inhoudelijke thema's en de literaire structuur:
  • De thema's zijn niet voorbehouden aan een enkel deel, maar lopen door.
    • het thema water van deel 1 is ook in deel 2 te vinden, nl 25 – 26.
    • Het thema dood van deel 2 is ook in 3 te vinden, nl 35.
    • In deel 1 vinden we in vs 19- 23 ook de wijsheid en tijd van deel 2 (vs 24) terug.
      Deze doorlopende thema's maken de psalm een eenheid.
  • In de Hebreeuwse grondtekst zie je dat het om één zorgvuldig gecomponeerd lied gaat: precies 80 halfverzen, de meeste (75) met 3 of 4 woorden met meestal (67) 7 - 9 lettergrepen; in totaal 640 lettergrepen.

Ps 104: 1b - 4 De glorie van de Schepper
De dichter beseft iets van het onmetelijke onderscheid tussen God, de Schepper en zichzelf, een mens, een schepsel: Hoe groot bent U (en hoe klein ben ik). De dichter is duidelijk onder de indruk van alles wat hij in de schepping ziet. De heerlijkheid daarvan straalt af op God: Hij is met glans en glorie bekleed. (Vgl Ps 19: 2 'de hemel vermeldt Gods majesteit'.) Hij draagt het zonlicht als een mantel.
De sterrenhemel is voor God als een tentdoek. Op de wateren (boven de aarde) die de schepping bedreigen, bouwt God zijn zalen. De elemenenten van de natuur moeten hem gehoorzamen: de wolken, de wind en het vlammend vuur (de bliksem) neemt Hij in gebruik als wagen, bode en dienaar. (Vgl Amos 9: 6.)


Ps 104: 5 - 9 De schepping van de aarde
De lijn die zo hoog begon, bij God (vs 2) in de hemel (vs 2c) daalt steeds verder af en via de wolken en de lucht (vs 3) en het onweer (vs 4) komt de dichter over de aarde te spreken. Die staat op pijlers, dwz muurvast. En de oerzee die alles overdekte, is weggevlucht bij het klinken van Gods donderstem (vgl Ps 29). Naar ver weg: hoog in de bergen, diep in de dalen. Van achter die begrenzing komen zij niet meer terug om de aarde te bedekken.
(Vgl Gen 9: 11 - 15 Gods belofte dat er nooit meer een zondvloed zal komen; en vgl Job 38: 8 - 11 Waar de Heer vraagt waar Job was toen Hij het water zijn plek wees.)

Ps 104: 10 - 12 Bronwater
De woeste oervloed is getemd. Voortaan zijn er bronnen die kalme beekjes vormen en door de bergen stromen. Het drenkt al wat er leeft in het veld, bijv. de wilde ezels. Er is genoeg. Zonder een duidelijke link met het voorgaande noemt de dichter nu de vogels van de hemel. Maar misschien heeft hij gedacht aan bomen en struiken die dankzij het water kunnen groeien en waarin de vogels hun nesten bouwen. (Vgl Ezech 31: 6)

Ps 104: 14 - 18 Regenwater
Behalve bronwater is er ook het water uit 'uw hoge zalen' (zie vers 3). Het regenwater bevloeit (zacht en vriendelijk) de bergen, en maakt de aarde vruchtbaar zodat die gras voor het vee voortbrengt en gewassen voor de mens.

Het regenwater verzadigt de aarde: opnieuw het motief van het meer dan genoeg (vgl vs 11 en 28), zodat de bomen van de Heer zich kunnen vol zuigen (vs 16). Dat zijn de ceders van de Libanon: groenblijvende bomen die wel 40 meter hoog kunnen worden. Die bomen zijn de woonplaats voor vogels, de bergen bieden onderdak aan steenbokken en klipdassen.
Bijzonder is hoe de dichter de mens er even tussen uit licht: hij moet gewassen verbouwen en zo voor zichzelf brood, wijn, olie winnen. Maar diezelfde mens staat hier temidden van al wat leeft. Hij wordt niet op een voetstuk geplaatst als was hij de kroon op de schepping; hij is gewoon een deel van het geheel. Dat is zijn plaats en in die positie is het goed leven: hij zal zich verheugen in de wijn, en zijn gelaat zal stralen van geurige olie. (Vgl Ri 9: 13 - wijn die goden en mensen verblijdt)

Ps 104: 19 - 23 Dag en nacht
Zon en maan zijn gemaakt om de tijd aan te geven. Eerst wordt de maan genoemd, want naar bijbels besef begint de dag in de avond en loopt het uit op het licht van de nieuwe morgen. Zon en maan zijn geen godheden, maar schepselen die gewoon doen wat God ze heeft opgedragen. De zon weet wanneer ze moet ondergaan. (Dit ritme zal altijd blijven, zegt Gen 8: 22.)
Het nachtelijk donker is de tijd van de roofdieren zoals de jonge leeuwen. (Vgl Job 38: 39) Als de zon opkomt, is het veilig voor de mens en kan hij aan zijn werk, zolang het licht is.


Ps 104: 24 - 30 God geeft en neemt het leven.
Vers 24 sluit eigenlijk aan op 27; de verzen 25 en 26 over de zee met vissen, zeedieren, schepen en Leviathan onderbreken de gedachtengang. De Leviathan is het zeemonster (vgl Jes 27: 1; Ps 74: 14), maar de dichter is er niet van onder de indruk: God speelt ermee. (In Job 3: 8 en 40: 25 is met Leviatan de krokodil bedoeld)
In vs 24 stamelt de dichter het uit: 'hoe talrijk uw werken, Heer'. Na alles wat hij gezien en opgesomd heeft zingt hij: 'alles met wijsheid gemaakt'. Hij is één en al bewondering voor het uitbundige leven in zo vele vormen en jubelt: 'vol van uw schepselen is de aarde'.
En al dat leven - van vlinder tot olifant en mens - is blijvend afhankelijk van de Here. Als Hij zijn hand opent en voedsel geeft op het goede moment, dan worden ze verzadigd en blijven ze in leven.
Maar het tegenovergestelde kan ook gebeuren: als de Heer zijn gelaat verbergt dan slaat de angst toe die de keel dicht knijpt. Dan blijft geen schepsel in leven. Ze blazen de laatste adem uit en keren terug tot het stof der aarde, waaruit ze gemaakt waren (vgl Gen 3: 19). Maar de dichter wil niet met de dood eindigen: Als de Here zijn adem zendt (het stof nieuw leven inblaast) dan worden zij nieuw geschapen en krijgt de aarde een nieuw gelaat (vgl Gen 2: 7). Opvallend: in Gen 1 krijgt alleen de mens Gods levensadem ingeblazen, maar hier in Ps 104, gaat het ook om alle dieren. Mens en dier beide leven van de adem die God geeft.


Ps 104: 31 - 35 Vreugde
Het einde klinkt ook door in het dreigement van vs 35: zondaars en onrechtvaardigen zullen er op een dag niet meer zijn. Zij zijn ook al gewaarschuwd in vers 32: de aarde beeft al als God er alleen maar naar kijkt, vulkanen stoten rook uit als hij ze slechts aanraakt (vgl Ps 144: 5).
Maar voor de dichter is dit allemaal reden tot vreugde (vs 34). Zijn wens is dat de luister van de Here eeuwig zal duren. Dwz dat de aarde altijd die prachtige, uitbundige, zorgvuldig gemaakte schepping zal blijven, waar de Here zich in kan verheugen. Dat zal niet gaan als mensen elkaar tekort doen (vs 35), of op de schepping roofbouw plegen alsof het hun bezit is ipv die voor en namens God te bewerken, en te bewaren voor het nageslacht (Gen 1: 28 en 2: 15 ). Maar als mensen de wereld zo beleven dat ze er Gods royale rijkdom, wijsheid en zorg in opmerken en Hem danken en eren, zoals de dichter dat in zijn lied doet, is er toekomst.

Als de Schepping al zo mooi, uitbundig, veelkleurig, betrouwbaar, geniaal gemaakt is, hoe geweldig moet dan de Schepper zijn!


In de kerkgeschiedenis zijn vergelijkbare liederen gemaakt door bv Franciscus van Assisi (Lied 742 in Liedboek 2013) en Paul Gerhard (Lied 977 in Liedboek 2013)
 
terug